Het verhaal van Camille Croué uit Saint-Nicolas-de-Port (1892-1980)

Op haar zestiende besloot Camille Croué die toen werkte als opdienster in een herberg, naar Amerika te vertrekken.

Daar aangekomen begon ze te werken als gezelschapsdame, oppas en slaagde er zelfs in om enkele kleine rolletjes te spelen in films.

Op een feestje leer ze de rijke industrieel Arthur Lévi-Friedman kennen en zal korte tijd later ook met hem trouwen.

Het koppel was beroemd in High Society voor hun feestjes met allemaal beroemde mensen uit de high-life.

Toch zal ze nooit haar afkomst verloochen en bleef ze jaarlijks een donatie geven aan de armen van haar dorp in Frankrijk.

In 1980 stierf ze en dankzij haar nalatenschap kon men beginnen met de restauratie van de Basiliek van Saint-Nicolas-de-Port.

Ze werd namelijk zwaar getroffen door de bombardementen in 1940 bij het begin van de WO II.

De start van de werken begonnen in 1985 en zou duren tot 2000.

Camille Croué
De herberg waar ze werkte
Camille Croué op de filmset
Haar man
Voor haar auto en haar chauffeur
Basiliek van Saint-Nicolas-de-Port
Basiliek van Saint-Nicolas-de-Port
Basiliek van Saint-Nicolas-de-Port
Basiliek van Saint-Nicolas-de-Port
Basiliek van Saint-Nicolas-de-Port
Basiliek van Saint-Nicolas-de-Port
Basiliek van Saint-Nicolas-de-Port

50 jaar geleden, herrie om priester Gilbert Verhaeghen.

Gilbert Verhaeghen werd tot priester gewijd op 16 juni 1962 te Gent.

Hij was er onderpastoor en had een goede band met collega E.H. Frans Wuytack.

Dit beviel zijn overste niet en Verhaeghen werd overgeplaatst.

Daarnaast waren er ook klachten van een flirterige houding uit conservatieve hoek.

Aan de oorsprong van de protesten lag het conflict tussen pastoor Gilbert Verhaeghen en de conservatieve pastoor De Brouwer en later ook bisschop Leonce-Albert Van Peteghem.

Verhaeghen trachtte de openheid die het Tweede Vaticaans Concilie besliste in te voegen.Verhaeghen wilde geld gebruiken voor de parochiale jeugdlokalen die in erbarmelijke toestand waren en niet voor een nieuwe marmeren vloer in de Sint-Gilliskerk.

Er ontstond een aksiekomitee dat maandenlang protesten organiseerde, panfletten verspreide, in de parochie Sint-Egidius.

Meerdere keren kwam er de oproeppolitie aan te pas. Leo De Kesel gaf de raad naar een ander bisdom te verplaatsen.

De Kezel moest enige tijd later door de politie worden ontzet nadat er protesten uitbraken tijdens een vormselviering.

In mei 1969 aanvaarde Verhaeghen zijn overplaatsing naar Nieuwkerken-Waas en beëindigde zo de protesten.

Nadat men nog steeds problemen had met zijn handelswijze in zijn nieuwe parochie werd hij in 1970 ontslaan.

Hierop kwamen van meerdere priesters opmerkingen over de autoritaire en eenzijdige beslissing.

In 2019 verscheen het boek De Onderpastoor van de hand van Louis Van Dievel die de kwestie Verhaeghen reconstrueert.(Diverse bronnen, De Post 5 april 1970 en Wikipedia)

50 jaar geleden, herrie om priester Verharghen
50 jaar geleden, herrie om priester Verharghen
50 jaar geleden, herrie om priester Verharghen
50 jaar geleden, herrie om priester Verharghen

Vandaag 50 jaar geleden, te gast in Hakendover voor de jaarlijkse paardenprocessie op paasmaandag.

De bouwlegende van Hakendover werd in 1432 voor het eerst ‘officieel’ opgetekend door drie kerkmeesters.

Naar alle waarschijnlijkheid combineerden ze verhalen uit de mondelinge overlevering met een aantal andere verhaalmotieven en historische elementen om hun verhaal wat kracht bij te zetten.

Volgens het verhaal werd de kerk van Hakendover gesticht in 690.

In dat jaar zouden drie vrome maagden besloten hebben een kerk te bouwen voor de Goddelijke Zaligmaker.

Nadat de kerk tweemaal bij nacht was afgebroken door engelen (sommige verhalen spreken over de duivel), gebeurde er op de dertiende dag na Driekoningen een wonder.

Een engel leidde de maagden naar een plaats waar de natuur -ondanks de wintertijd- in volle bloei stond.

In een boom zat een vogel met een brief van God in zijn rechterpoot: “Op deze plaats wil ik mijn kerk bouwen.” Tijdens de werkzaamheden waren er telkens dertien werklieden aanwezig, bij de uitbetaling slechts twaalf.

Die dertiende werkman was God zelf.

Middeleeuwse mirakelverhalen vertellen dat vele ‘bedevaarders’ hier wonderbaarlijk genazen en dat mensen zelfs uit de dood opstonden.

Over de precieze oorsprong van legende en bedevaart tasten we in het duister.

De kerk van Hakendover beschikte over geen relikwieën en de bouwlegende moest dit gebrek opvangen.

Toch is de legende zeker meer dan alleen maar een “uitvinding” van middeleeuwse kerkmeesters die hun kerk aantrekkelijk wilden maken voor bedevaarders.

Zowel de legende als de processie bevatten immers sporen van vroeg-middeleeuwse en zelfs voorchristelijke elementen.

Terwijl heel wat middeleeuwse bedevaartplaatsen gebouwd zijn rond een bron of een boom, zijn in Hakendover meerdere ‘elementen’ aanwezig.

Bedevaarders nemen takjes van een boom, water van de bron en grond van het kerkhof mee.
Sommigen zien in de paardenprocessie een soort van vruchtbaarheidsritus.

Deze veronderstelling is niet zo gek als we bedenken dat we hier aan de poorten staan van het vruchtbare Haspengouw.

De Tiense Berg waar de stormloop van de paarden plaatsvindt, vormt als het ware de grens tussen Hageland en Haspengouw.


Prehistorische vondsten en de aanwezigheid van een Romeinse heerbaan en grafheuvels (tumuli) wijzen op een vroege bewoning van het dorp Hakendover. (Diverse bronnen, Wikipedia en foto’s 30 maart 1970)

Vandaag 50 jaar geleden, te gast in Hakendover voor de jaarlijkse paardenprocessie op paasmaandag.
Vandaag 50 jaar geleden, te gast in Hakendover voor de jaarlijkse paardenprocessie op paasmaandag.
Vandaag 50 jaar geleden, te gast in Hakendover voor de jaarlijkse paardenprocessie op paasmaandag.
Vandaag 50 jaar geleden, te gast in Hakendover voor de jaarlijkse paardenprocessie op paasmaandag.
Vandaag 50 jaar geleden, te gast in Hakendover voor de jaarlijkse paardenprocessie op paasmaandag.
Vandaag 50 jaar geleden, te gast in Hakendover voor de jaarlijkse paardenprocessie op paasmaandag.
Vandaag 50 jaar geleden, te gast in Hakendover voor de jaarlijkse paardenprocessie op paasmaandag.
Vandaag 50 jaar geleden, te gast in Hakendover voor de jaarlijkse paardenprocessie op paasmaandag.
Vandaag 50 jaar geleden, te gast in Hakendover voor de jaarlijkse paardenprocessie op paasmaandag.
Vandaag 50 jaar geleden, te gast in Hakendover voor de jaarlijkse paardenprocessie op paasmaandag.
Vandaag 50 jaar geleden, te gast in Hakendover voor de jaarlijkse paardenprocessie op paasmaandag.

60 jaar geleden, te gast in het dorp Oberammergau

Deze kleine Beierse gemeenschap die met 5.300 inwoners in de Ammergause Alpen ligt, heeft zijn wereldberoemde faam te danken aan de indrukwekkende Passiespelen die sinds 1634 om de 10 jaar in de stad zijn opgevoerd.

Nadat in 1633 talrijke inwoners van Oberammergau slachtoffer werden van de pest, beloofden de overlevenden om regelmatig de Passiespelen op te voeren.

Ze hoopten dat door deze eed niemand meer van de pest zou sterven.

In 1960 kwamen er 550000 mensen kijken naar deze Passiespelen.

Ook is het bekend door houtsnijwerk van beelden, meestal religieuze afbeeldingen.

Ook dit jaar zal de activiteiten doorgaan en dit van 16 mei tot 4 oktober 2020

Anton Presinger, eigenaar van het plaatselijke hotel Alte Post zal de rol van Christus spelen
Werner Bierling zal de rol van Johannes spelen en ook zijn andere broer en vader spelen mee. Allen werken ze in het familieatelier die zich specialiseerde in het maken van houten crusifixen
De 21-jarige verkoopster kreeg de rol van Maria Magdalena
De apostelen na de repetitie, napraten in de stammtisch, het café van Benedikt Stuckl
het opfrissen van de fresco’s aan verschillende muren en huizen van het dorp

Vandaag 25 jaar geleden, rode bischop (Jacques Gaillot) van Evreux is ontslagen.

In 1995 roept Rome Jacques Gaillot op het matje.

Het verdict valt: «Vanaf morgen vrijdag 13 januari om 12 uur bent u niet langer bisschop van Evreux».

Jacques Gaillot wordt bisschop van Partenia, een bisdom op de hoogvlakte van Setif (in Algerije), in de streek waar hij zijn militaire dienstplicht vervulde.

Het bisdom verdween in de 5e eeuw van de kaart, maar is nu tot een symbool geworden voor allen die het gevoel hebben dat ze niet bestaan en meetellen, zowel in de Kerk als in de samenleving.

De beslissing van Rome veroorzaakte zowel in als buiten Frankrijk een golf van onbegrip.

Zowel christenen als niet-christenen ervaarden deze beslissing als een pijnlijke onrechtvaardigheid.

Als hij het bisschopshuis in Evreux verlaat gaat hij een jaar lang wonen in het beruchte kraakpand in de Rue du Dragon in Parijs, tussen de families zonder papieren.

Hij maakt deel uit van verenigingen die de rechten verdedigen van mensen die geen papieren hebben of slecht gehuisvest zijn en wordt zo de bisschop van de armen.

Dikwijls doet men een beroep op hem buiten Frankrijk voor de verdediging van politieke gevangenen en van de mensenrechten.

In 1995 verschijnt zijn boek “Je prends la liberté”. Het boek krijgt ook een Nederlandse vertaling met als titel “Ik ben zo vrij…” en dit bij uitgeverij Averbode / Gooi en Sticht.

In 1996 gaat de website Partenia van start.

Heel vlug komt deze website vanuit Zürich op gang en ontwikkelt zich in zeven talen met een forum, dagboeknotities en reflecties bij de actualiteit.

De communauteit van de Spiritijnen in Parijs heet Jacques Gaillot welkom.

In mei 2005, naar aanleiding van het Jubeljaar, neemt de voorzitter van de bisschoppenconferentie een initiatief en nodigt hem uit naar Lyon voor een oecumenische ontmoeting met de bisschoppen.

Hij richt een brief tot hem die openbaar gemaakt zal worden: Het is belangrijk dat de katholieken, en wellicht nog breder, de publieke opinie op de hoogte is van het feit dat de communio die ons als broeders met elkaar verbindt, reëel is, ook als ze op een aparte manier beleefd wordt.

Hij beëindigt zijn brief met de precisering: «Je blijft wel degelijk onze broeder in het episcopaat».

In 2003 verschijnt « Un catéchisme au goût de liberté », met de medewerking van Alice Gombault en Pierre de Locht

.Na ruim 20 jaar is de Franse bisschop Jacques Gaillot opnieuw welkom in het Vaticaan.

Paus Franciscus nam zelf het initiatief voor de ontmoeting. (diverse bronnen en Wikipedia)

Jacques Gaillot

Vandaag 40 jaar geleden, België krijgt zijn eerste Heilige.

Louis-Joseph Wiaux werd geboren in Mellet, in het bisdom Doornik, op 20 maart 1841.

Hij werd broeder van de Christelijke Scholen en nam de naam aan van Mutien-Marie.

Gedurende meer dan vijftig jaar wijdde hij zich met grote ijver aan de opvoeding van kinderen.

Voor zijn leerlingen, hun ouders en zijn medebroeders was hij een toonbeeld van deugd.

Hij muntte vooral uit in geduld, gehoorzaamheid en regelmaat.

Hij werd ook wel de ‘Biddende broeder’ genoemd.

Hij had een grote verering voor de eucharistie en voor de Heilige Maagd Maria.

Hij overleed in Malonne (Namen) op 30 januari 1917.

Na zijn dood gebeurden op zijn voorspraak wonderen en werd de plaats in Malonne, waar hij begraven ligt, een bedevaartsoord.

Op 22 februari 1977 werd in Malonne voor de kerkelijke commissie de kist van broeder Mutien-Marie geopend. Ziekenbroeder Madir (geboren als Frans Verstaelen uit Aartselaar, mocht daarbij aanwezig zijn.

Madir leed aan een geleidelijk verergerende osteoporose. Hij liep met krukken en zo kwam hij die dag ook binnen en stond erbij toen van Mutiens geraamte een hand werd weggenomen om er relikwieën van te maken en plotseling had hij geen krukken meer nodig.

Tot aan zijn dood in 1986 liep hij kranig zonder zonder krukken.

Na een lang proces oordeelde het Vaticaan dat dit een bovennatuurlijke genezing betrof.

Hij werd heilig verklaard door paus Johannes-Paulus II op 10 december 1989. ( Foto 2 en 3 Ziekenbroeder Madir met en zonder krukken op 22 februari 1977, Foto 4 kerk en graf in Malonne)

60 jaar geleden, op bezoek bij New York’s kerkhof Der Verlatenen op het Hart Island (november 1959)

Sinds het einde van de negentiende eeuw begraaft New York zijn arme en anonieme doden op Hart Island.

Het is een morzel grond van 50 hectare – zo’n 80 voetbalvelden groot – tussen The Bronx en Long Island.

Het is de finale rustplaats voor wel één miljoen zielen: slachtoffers van de gele koorts, aidsdoden uit de jaren 80 van de vorige eeuw, drugverslaafden uit de jaren 60, zwervers, illegalen, armen en doodgeboren baby’s.

Het is letterlijk een soort onderwereld, een godverlaten plek die alleen met een onregelmatig varende ferry bereikbaar is.

Al die verzamelde lichamen in de grond, er komen er altijd maar nieuwe bij. Verdriet dat zich al anderhalve eeuw opstapel.

De doden op het eiland worden begraven door ongevaarlijke gedetineerden van Rikers Island.

50 dollarcent per uur krijgen ze betaald en ze graven verschillende grote putten voor zo’n 1.500 lijken per jaar.

De dennenhouten kisten worden in massagraven gedumpt.

Eén grafkruis voor 150 lijken: rijen van twee kisten breed, telkens drie kisten op mekaar gestapeld, zo’n drie tot vier meter diep in de grond.

Vier keer per week komen de gevangenen de verse lijken uit verschillende mortuaria ter aarde bestellen.

Het lijkt een grimmig tafereel uit een Victoriaanse roman van Charles Dickens.Tot voor kort mocht amper iemand het eiland bezoeken.

New York schermt het gebied af en heeft het beheer ervan in handen gegeven van het gevangeniswezen.

Het is een Potter’s Field, een armenbegraafplaats.Op de zijkant van elke kist staat een nummer en de naam (als die al bekend is). 

Soms zijn er enkel lichaamsdelen.

Doodgeboren of te vroeg geboren baby’s worden begraven in een put met duizend kistjes.

Soms duurt het meer dan een jaar voor die put helemaal tot de rand is gevuld en kan worden afgedekt.

De doden op het eiland worden begraven door ongevaarlijke gedetineerden van Rikers Island.

50 dollarcent per uur krijgen ze betaald en ze graven verschillende grote putten voor zo’n 1.500 lijken per jaar.

De dennenhouten kisten worden in massagraven gedumpt.Eén grafkruis voor 150 lijken: rijen van twee kisten breed, telkens drie kisten op mekaar gestapeld, zo’n drie tot vier meter diep in de grond.

Vier keer per week komen de gevangenen de verse lijken uit verschillende mortuaria ter aarde bestellen.

Het lijkt een grimmig tafereel uit een Victoriaanse roman van Charles Dickens.Tot voor kort mocht amper iemand het eiland bezoeken.

New York schermt het gebied af en heeft het beheer ervan in handen gegeven van het gevangeniswezen.

Het is een Potter’s Field, een armenbegraafplaats.

Op de zijkant van elke kist staat een nummer en de naam (als die al bekend is).  Soms zijn er enkel lichaamsdelen.

Doodgeboren of te vroeg geboren baby’s worden begraven in een put met duizend kistjes.

Soms duurt het meer dan een jaar voor die put helemaal tot de rand is gevuld en kan worden afgedekt.

Het is een vreemd gevoel om zomaar rond te kuieren op Hart Island.

De meesten van ons slagen er vrij makkelijk in om zwervers en armen te negeren als ze nog leven.Als ze dood zijn, is dat nog makkelijker.

Nee, New York gaat niet zo respectvol om met mensen die het niet hebben gemaakt in deze stad waar je verzuipt als je het niet maakt.

Zonder succes en triomf eindig je in de hoofdstad van de wereld onherroepelijk op Hart Island.

De lichamen worden niet gecremeerd zoals in vele andere Amerikaanse steden. Je weet nooit dat ze lichamelijke resten moeten opgraven voor één of ander gerechtelijk onderzoek.

Soms laat een godsdienst het verassen van een lijk ook niet toe.

Hart Island heeft een lange geschiedenis. Er was ooit een gevangenis gevestigd, een ziekenhuis voor tbc-lijders, een gekkenhuis, een armentehuis, en een ontwenningscentrum voor drugverslaafden.

Ik zag er tijdens mijn bezoek zelfs verlaten raketsilo’s uit de Koude Oorlog. Allemaal ruïnes uit een verdampte tijd.

Soms spoelen er schedels aan op de oever, of stukken sleutelbeen, of dijbeenderen. Door weer, wind en erosie vermolmen de goedkope houten kisten in de zompige grond van de massagraven en spoelen ze het eiland af, om vervolgens weer aan te spoelen.

Een beetje luguber noemen ze het strand van Hart Island wel een keer Bones Beach.Hart Island is geen ordelijk kerkhof, met mooi geplaveide paadjes, sierlijke zerken of getrimde gazonnetjes.

Slechts hier en daar zie je een paar bleekgekleurde, melancholische scheve kruisen in het moerassige gras.(Diverse bronnen, Björn Soenens, Wikipedia en Foto’s november 1959)

Vandaag is het ook al 25 jaar geleden, dat Albert Decourtray is overleden.

Decourtray ging in 1940 naar het kleinseminarie van Haubourdin als voorbereiding voor zijn priesterstudies die hij het jaar nadien aanvatte aan het grootseminarie van Rijsel. Op 29 juni 1947 werd hij tot priester gewijd en hij droeg zijn eerste mis op in Seclin waar hij en zijn familie sinds 1938 woonden.
Daarna zette hij zijn studies verder aan de Katholieke Universiteit Rijsel en vanaf 1948 aan de Pauselijke Universiteit Gregoriana.
In Rome was Decourtray eveneens kapelaan in de kerk van San Luigi dei Francesi.
Met een proefschrift over Nicolas Malebranche (Malebranche was van oorsprong een oratoriaans priester die de discussie aanging met zijn tijdgenoot Antoine Arnauld over theologische en metafysische vraagstukken. Hij heeft met Blaise Pascal gemeen dat zijn werk zich kenmerkt door fraai proza. Hij was goed bekend met het werk van René Descartes en uitte er veel kritiek op. Hij kon zich niet vinden in Descartes’ voorstelling omtrent de relatie tussen lichaam en geest. Hij verwierp de opvatting dat lichamen een intrinsiek vermogen bezitten om ons en elkaar te beïnvloeden als bijgeloof, en verdedigde daarentegen de theorie van het occasionalisme) behaalde hij in 1951 het doctoraat in de theologie.
In 1952, bij zijn terugkeer in het bisdom Rijsel, werd Decourtray professor aan het grootseminarie van Rijsel.
Hij bleef er doceren tot in 1966. Ondertussen was hij in 1958 eveneens diocesaan verantwoordelijke voor de vorming van jonge priesters geworden.
In 1965 werd Decourtray benoemd tot vicaris-generaal in het bisdom en het jaar nadien tot aartsdiaken van Roubaix-Tourcoing.
Op 27 mei 1971 benoemde paus Paulus VI Decourtray tot titulair bisschop van Hippo Diarrhytus en tot hulpbisschop in het bisdom Dijon.
Op 3 juli van dat jaar werd hij tot bisschop gewijd.
Op 22 april 1974 volgde zijn benoeming tot bisschop van Dijon in opvolging van André-Charles de la Brousse.
Op 29 oktober 1981 benoemde paus Johannes Paulus II Decourtray tot aartsbisschop van Lyon waardoor hij de primaat van Frankrijk werd.
Op 23 april 1982 werd Decourtray tegelijkertijd prelaat van de Prelatuur Mission de France Pontigny, een functie die hij tot in 1988 bleef uitoefenen.
Van 1987 tot 1990 was Decourtray voorzitter van de Franse bisschoppenconferentie.
Tijdens het consistorie van 25 mei 1985 werd Decourtray door paus Johannes Paulus II tot kardinaal gecreëerd.
Hij werd kardinaal-priester met als titelkerk de Trinità dei Monti.
In de Romeinse Curie werd hij lid van de Pauselijke Raad voor de Interreligieuze Dialoog en de Pauselijke Raad voor de Dialoog met Niet-gelovigen. Zijn devies werd In simplicitate (In eenvoud).
Het kardinaalschap van Decourtray werd gekenmerkt door de dialoog die hij onderhield met de joodse gemeenschap.
Hij besliste om de archieven van het aartsbisdom Lyon in verband met de Tweede Wereldoorlog open te stellen voor de historici zodat deze de relatie tussen oorlogsmisdadiger Paul Touvier en het aartsbisdom konden onderzoeken.
Decourtray bracht in gezelschap van kardinaal Lustiger een bezoek aan Auschwitz en was een bepleiter van het uitspreken van de pauselijke penitentie ten opzichte van de joden die uiteindelijk in het jaar 2000 werd geconcretiseerd door paus Johannes Paulus II.
In 1993 werd kardinaal Decourtray verkozen tot lid van de Académie française.
Op 10 maart 1994 werd hij plechtig ingehuldigd in de academie maar een half jaar later stierf hij op 71-jarige leeftijd aan de gevolgen van een hersenbloeding.
Hij werd begraven in de crypte van de kathedraal van Lyon.(Diverse bronnen, Wikipedia)

Albert Decourtray
Albert Decourtray
Albert Decourtray
Albert Decourtray