
Gisteren nog vandaag


Foto's, en reportages en voor 95 % niet terug te vinden op Google uit ons ver verleden, over Gent, Vlaanderen, film, muziek, sport, politiek en zoveel meer uit tijdschriften en kranten en jaarboeken. Vanaf de jaren 1900 tot en met gisteren. Meer foto's en artikelen terug te vinden op onze Fb groep Gisteren nog vandaag en de Fb groep Weetjes over popmuziek
Gisteren nog vandaag
Zijn vader Paul Messely, geboren in Moorsele in 1927 volgde avondlessen in de academie in Brugge.
Knack schreef het volgende over deze kunstenaar: Paul Messely is uitgesproken romantisch en kitscherig, maar commercieel.
Paul Messely was actief als schilder, tekenaar en fotograaf.
Hij schilderde vooral vrouwen, landschappen en bloemen. Zijn zoeterige tableaus blijven wel wat bijval kennen bij een bepaald publiek.
In 1977 maakte hij een Portret van Andreas (André) Dequae, Kamervoorzitter van 1974 tot 1977.
Ook zijn zoon Johan Messely (geboren 20 februari 1953 en vandaag dus 70 jaar oud) is kunstschilder.
Na zijn studies ingenieur en fotografie vestigde Johan Messely zich als fotograaf in Menen, maar koos uiteindelijk om van zijn schildershobby zijn beroep te maken.
Johan is net als zijn vader een autodidact en woont en werkt nu in Zuid-Frankrijk
Johan schildert zuiders getinte taferelen waarbij het spel van licht en schaduw primeert.
De olieverfschilderijen zijn zonnig en kleurrijk en stralen optimisme en levensvreugde uit.
Hij werkt figuratief met een impressionistische inslag. Naast olieverf heeft Johan ook een passie voor pastel.
Hierbij creëert hij de vrouw vanuit zijn fotografisch beeld, waar weerom het combineren van licht en schaduw heel belangrijk is.
Atlan verhuisde naar Parijs in 1930 en studeerde daar filosofie aan de Sorbonne, waar hij later ook les gaf.
Als Jood overleefde hij de Tweede Wereldoorlog door onder te duiken in een tehuis voor geestesziekten, nadat hij eerder gearresteerd was als lid van het Franse verzet.
In dit tehuis leerde hij zich zelf schilderen en schrijven.
In 1944 keerde hij terug naar Parijs, waar hij in 1946 zijn eerste expositie had, samen met schilders als Georges Braque en Henri Matisse.
In dat jaar ontmoette hij Asger Jorn en sloot zich aan bij de Cobra-groep.
Zijn atelier werd een ontmoetingsplaats voor Cobra leden in Parijs.
Zijn werk staat bekend om het gebruik van pasteltinten, waarbij de kleurvlakken met dikke zwarte lijnen zijn omrand.
Er is een duidelijke invloed van Cobra te zien, maar Atlan behield altijd een eigen stijl.
Hij stierf op 12 februari 1960 ten gevolgen van kanker.
Jean-Michel Atlan is 37 jaar geworden.(Diverse bronnen, Wikipedia, foto 2 samen met zijn vrouw en foto 4 zijn atelier)
Felix De Boeck werd geboren op 12 januari 1898.
In 1905 werd in Ukkel een college gesticht, waar De Boeck mocht studeren.
Hij eindigde de Grieks-Latijnse humaniora als primus met de hoogste onderscheiding.
De directeur hoopte dat hij priester zou worden, maar zijn besluit stond vast: hij koos geen intellectueel beroep maar zou zijn intellect en filosofie kanaliseren als schilder.
Maar hij wilde zijn kunst niet ondergeschikt maken aan brood verdienen.
Daarom zocht hij naar een bestaanszekerheid en werd boer op het ouderlijk erf.
Hij trouwde in 1924 met zijn nicht Marieke.
Ze kregen vijf kinderen, van wie er vier stierven nog voor zij een jaar oud waren.
Het vijfde kind, Marcelleke, bleef leven, maar was gehandicapt.
Zijn hele leven verliep volgens een vast tijdschema.
Zes dagen werkte hij op het veld en componeerde hij in gedachten allerlei doeken.
Op zondag stapte hij zijn atelier binnen en schilderde.
De romantische voorstelling van Felix De Boeck als boer die schildert, wordt best omgebogen als Felix De Boeck de kunstschilder die de boerenstiel beoefent.
Marieke heeft dat leven in volle overgave van eigen persoon aanvaard en volbracht.
Zonder Marieke zou de Felix De Boeck zoals we die kennen nooit mogelijk geweest zijn.
In 1970 werd Felix De Boeck lid van de Koninklijke Academie van België.
Er werd een Felix De Boeckmuseum geopend op de zolderverdieping van het gemeentehuis van Drogenbos en een Vereniging Zonder Winstoogmerk ter bevordering van zijn werk gesticht.
De Boeck heeft de eerste steen gelegd van het nieuwe Museum FeliXart in 1995 en dat in aanwezigheid van Hugo Weckx (Vlaams minister van Cultuur en Brusselse aangelegenheden) en in aanwezigheid van federaal premier Jean-Luc Dehaene.
Kort daarna op 18 januari 1995 blies hij zijn laatste adem uit.
Hij werd begraven naast zijn geliefde vrouw, die niet lang voordien gestorven was.
Het museum opende in 1996.
Het museum bevindt zich naast de hoeve waar De Boeck woonde en in een oase van 5ha groen. Het domein dat ooit van Felix De Boeck was. (Diverse bronnen, De Post en Wikipedia)
kunstschilder Felix De Boeck
Victor Dolphyn is geboren in 1909 in Diest en kwam dit jaar 30 jaar geleden te overlijden in Antwerpen.
Hij volgde zijn opleiding aan de Academie te Gent o.l.v. J. Delvin en J. De Bruycker (1928-1932), aan het Hoger Instituut te Antwerpen o.l.v. Is. Opsomer (1932-1938).
Debuteerde in de lijn van de impressionisten om vervolgens naar een meer klassieke opbouw te evolueren.
Zijn stillevens, meestal vis en schaaldieren of flessen en vruchten, herinneren aan de verfijning van de meesters uit de 17e eeuw.
Door een afwisseling van sober opgelegde en nog dunnere verflagen bekomt hij een soort van lichtvibratie in zijn werken.
Zijn statige portretten werden meestal op bestelling gemaakt.
In 1962 stichter en bezieler van de Nieuw-Klassieke Antwerpse School.
Was leraar aan de Academie te Gent.
Zij werken zijn onder meer te zien in de Musea te Antwerpen en Gent.
Hij trouwde met Anna De Ridder, dochter van Alfons De Ridder (de schrijver en dichter Willem Elsschot).
Hun zoon is de kunstenaar Willem Dolphyn. Ook hij was lid van de schildersgroep “Nieuw-Klassieke Antwerpse School”. (Diverse bronnen, Piron en De Post 2 december 1962)
Samen met een ander werk van de kunstenaar en een gedicht van Wout Wellinck.
Sand was dit huwelijk niet echt uit liefde aangegaan, maar meer om te ontsnappen aan de druk van haar familie.
Het verschijnen van Jean-Pierre Aurélien de Sèze, advocaat-generaal te Bordeaux, zorgde voor instabiliteit in het huwelijk van George Sand.
Zij ontmoette hem voor het eerst in 1825.
Vijf jaar lang onderhielden zij een levendige briefwisseling. Tijdens deze periode ontmoetten ze elkaar echter vrij zelden.
De relatie was platonisch, maar wist toch de jaloezie van Sands man op te wekken.
De eerste scheuren in hun huwelijk manifesteerden zich.
Sand realiseerde zich dat haar man meer interesse had voor zijn vee en de jacht dan voor haar.
Al die tijd had George Sand ook een innige band met Stéphane Ajasson de Gransagne, die zij al sinds haar jeugd kende.
Hun relatie was steeds een onderwerp van roddel geweest, maar rond 1827 werden de roddels rond een buitenechtelijke relatie zo sterk dat men zelfs het vaderschap van haar dochter Solange (geboren op 13 september 1828) aan Gransange toeschreef.
Vanaf ongeveer 1830 tot aan haar dood schreef George Sand elke dag.
Toen zij in 1831 brak met haar man, trok zij samen met haar twee kinderen naar Parijs om zich aan de literatuur te wijden.
De romans die zij vervolgens schreef, voortaan onder het pseudoniem George Sand, vertoonden dezelfde romantische inslag: Valentine (1832) en Lélia (1833).
In deze jaren werd zij een graag gezien persoon in de Parijse literaire kringen.
Sainte-Beuve was gedurende een korte periode de vertrouwenspersoon van haar gevoelsleven én haar literair raadgever.
Zij had een kortstondige romance met Prosper Mérimée.
De ‘losbandige’ levenswandel van Sand en haar vele kortstondige romances zorgden voor heel wat schandaal.
Bovendien kleedde ze zich als een man – zij droeg een broek en rookte pijp – wat haar eveneens tot onderwerp van gesprek maakte.
Sand ontmoette Alfred de Musset tijdens een diner in 1833.
Een tijd daarna begonnen de twee een amoureuze relatie.
In 1833-34 maakten zij een reis naar Venetië.
Het paar kon het in eerste instantie uitstekend met elkaar vinden, maar geleidelijk aan irriteerden ze elkaar.
Sand schreef gedurende grote delen van de dag, soms zelfs acht uur aan één stuk, en Musset zocht verstrooiing in cafés, bars en bij prostituees.
Toen Musset echter ziek werd, verpleegde Sand hem met de grootste zorg.
Tegelijkertijd had zij een romance met de dokter die hem verpleegde, Pietro Pagello.
Toen Musset genezen was, keerde hij terug naar Parijs.
Sand bleef in Venetië en kwam uiteindelijk ook naar Parijs terug, samen met Pagello.
De romance was echter een kort leven beschoren en Sand dong al vlug weer naar de aandacht van Musset, onder andere door haar haar af te snijden en het hem toe te sturen.
Musset gaf echter niet toe en vergaf haar haar ontrouw niet.
Ze hadden voortaan wat men nu een knipperlichtrelatie zou noemen, maar in maart 1835 kwam het tot een definitief einde.
De relatie vormde de inspiratie tot het schrijven van twee werken van literair belang: La Confession d’un enfant du siècle van Musset en Elle et lui van Sand.
Tijdens haar verblijf in Italië schreef Sand ook nog de volgende werken: Leone Leoni, André, Le Secrétaire intime, Jacques, en Les Lettres d’un voyageur, die zij stuurde naar de Revue des Deux Mondes.
Na Musset volgde een meer duurzame relatie met Michel de Bourges, een advocaat die Sand ontmoette in april 1835.
De Bourges was een autoritair man, die haar fascineerde en haar politiek bewust maakte.
Zij deelde zijn republikeinse passie en nam zelfs het risico om haar appartement tot een republikeinse verzamelplaats te maken.
Toch nam ze uiteindelijk afstand van deze oudere man, die overigens virieler was dan haar vorige minnaars.
Hij had haar ontgoocheld toen hij een vurig pleidooi hield voor een radicale en bloedige revolutie.
Door haar sociaal engagement stond zij ook positief tegenover de Revolutie van 1848 en wierp ze zich in de politieke actie aan de zijde van de republikeinse politicus Alexandre Auguste Ledru-Rollin.
Toch ontgoochelde de revolutie haar tijdens het Juni oproer en trok zij zich terug uit de politiek.
In de salons ontmoette Sand, die ook een grote liefde voor de muziek had, in 1836 haar volgende grote liefde: de Poolse componist-pianist Frédéric Chopin.
Maar tot een echte verhouding kwam het pas drie jaar later.
Hun relatie was vrij discreet, aangezien Chopin de reactie van zijn familie vreesde.
Ze zou negen jaar duren, tot 1847, en zou nu als een latrelatie te boek staan.
De zomer van 1839 brachten ze door te Nohant.
Chopin bezat een gecompliceerd, egocentrisch karakter en had moeite met de socialistische vriendschapsbanden van Sand.
Bovendien stelde Maurice, Sands zoon, zijn moeders relatie met Chopin niet op prijs.
Op zijn beurt was de componist juist erg ingenomen met Sands vrijgevochten dochter Solange.
Daarom was hij ontstemd toen hij vernam dat Sand had ingestemd met het huwelijk (in 1847) van haar dochter met de beeldhouwer Jean-Baptiste Clésinger, een vrij brutale, aan alcohol verslaafde man.
Kort daarop werd Chopin ziek.
Hij was niet in Nohant toen er een geweldige ruzie ontstond tussen Clésinger aan de ene kant en George Sand en Maurice aan de andere kant.
George Sand brak volledig met haar dochter en eiste van Chopin dat hij dat ook zou doen.
Dat deed hij echter niet en op 24 juli 1847 pleitte hij in een brief aan George Sand voor een verzoening tussen haar en haar dochter.
In reactie hierop verbrak Sand in een brief van 28 juli de relatie die negen jaar had geduurd.
Chopin was niet de enige componist die door Sand werd bewonderd.
Zij had ook een grote bewondering voor Franz Liszt, die zij via Musset had leren kennen.
Sands laatste minnaar, die in 1849 haar leven binnenkwam, was Alexandre Manceau. Manceau, die door Sands zoon Maurice aan haar werd voorgesteld, werd Sands privésecretaris en later ook haar geliefde.
Maurice kon echter maar moeilijk Manceaus rol in het leven van zijn moeder verteren.
Sand zou echter Manceau trouw blijven en hem tijdens zijn ziekte verzorgen tot diens dood op 21 augustus 1865.
Sand onderhield ook nauwe vriendschapsbanden met de actrice Marie Duval, wat leidde tot nooit bewezen geruchten over een lesbische relatie.
Sand stierf uiteindelijk in 1876, 71 jaar oud, op haar landgoed.
George Sand maakte deel uit van de eerste generatie schrijvers die daadwerkelijk van hun pen konden leven in de negentiende eeuw.
Deze generatie omvatte schrijvers als Honoré de Balzac, Victor Hugo, Alexandre Dumas père en Eugène Sue.
Sand was de enige vrouw in dit selecte gezelschap.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog vlucht hij samen met zijn ouders in 1914 naar Frankrijk (Departement Yonne).
In 1916 verblijft de familie op een hoeve in Bourgogne.
In 1920 keren ze terug naar Esen op de boerderij van zijn oom en tante in Esen.
Gaston huwt Elza Jonckheere uit Vladslo in 1926.
In 1948 vieren zij de geboorte van hun twaalfde kind, Beatrijs.
Hij schrijft romans, maar die bleven onuitgegeven bij gebrek aan geld.
Start dan maar met tekenen en schilderen.
In 1954 organiseerde hij zijn eerste tentoonstelling in het stadhuis in Torhout.
Daarna volgen er in Oostende, Eeklo, Hasselt, Brugge, Antwerpen, Brussel, Gent, Rijsel, Eindhoven.
Doet aan groepstentoonstellingen in Oostende, Boulonge, Middelbrug, Roeselare, Brugge en Westfalen.
In 1959 krijgt in Parijs de zilveren medaille ` art, science et lettres` in het Salon Libre. Een paar jaren later, in 1969 krijgt hij de Médaille de la Ville de Paris.
Enkele grote doeken van hem hangen in de Sint-Pieterskerk van Esen.(Diverse bronnen en De Post 28 oktober 1962)
Hoe ouder ik word, hoe trotser ik ben op mijn achternaam.
Ooit kwam Benny Neyman met het idee voor een duet Neyman en Gijs (toen dacht ik oei….)
Nu… wel, laat mijn schildersnaam maar Mieke Gijs zijn. Onder die naam begon ik op mijn elfde te zingen, en zingen en schilderen ligt niet zo ver uit elkaar.
Voldoening, rust vinden bij wat je doet. Die rust vond ik vooral in het najaar van 2020.
Zoals de meesten onder u, had ik tijdens de lockdown alle kasten al tien keer opgeruimd, tot ik wat canvasdoeken en acrylverf vond.
Ze lagen al jaren op mij te wachten. Ik begon eraan en kon niet meer stoppen.
Duchamp was de oudste uit een kunstenaarsgezin van zes kinderen, waaronder zijn broers Raymond Duchamp-Villon, beeldhouwer, Marcel Duchamp, schilder, en zijn zus Suzanne Duchamp, schilderes.
In 1894 nam Gaston als pseudoniem de naam over van zijn geliefde dichter. Hij liet zich voortaan Jacques Villon noemen.
Hij gaf heel jong zijn studies in de rechten op, om de artistieke weg op te gaan.
Hij kreeg een eerste tekenopleiding in Montmartre, in het atelier van Fernand Cormon, waar hij Henri Toulouse-Lautrec ontmoette.
Invloeden van deze, van Théophile Steinlen, van Jean-Louis Forain of van de Nabis ontgingen Villon niet.
In 1906 vestigde hij zich in Puteaux en waagde hij zich aan een voorzichtig cézanniaans kubisme.
In het atelier van Puteaux ontpopte Villon zich vanaf 1911 als de voortrekker van de Section d’or-groep, met zijn broers, met Albert Gleizes, met František Kupka, met Albert Metzinger, met Francis Picabia en met Fernand Léger.
Binnen deze Puteaux-groep vierde een synthetisch kubisme hoogtij.
In 1912 werden al zijn ingebrachte doeken verkocht aan het Amerikaanse publiek op de Armory Show.
In 1956 kreeg hij de opdracht tot het uitwerken van de kartons voor 5 glasramen in de Sacré-Coeur-kapel van de kathedraal te Metz.
Villon noemde zichzelf Cubiste impressionniste (impressionistisch kubist).
Hij overleed op 87-jarige leeftijd.(Wikipedia en foto’s Paris Match 2 april 1960, foto 2 Jacques Villon (7 jaar) met zijn broer Raymond (6 jaar), foto 1 Jacques Villon (9 jaar)met zijn mama en foto . met zijn broers Raymond (in het midden) en Marcel (rechts)