De gijzelingscrisis, vlak nadat de dictatuur van de sjah was omvergeworpen, was een uiting van het Iraanse ongenoegen over de Amerikaanse inmenging in de Iraanse politiek in de jaren 50, 60 en 70.
De actie werd gesteund door het kersverse regime van de ayatollahs in Teheran en duurde zo’n 14 maanden.
De gijzelnemers eisten onder andere de uitlevering van de op dat moment in de Verenigde Staten verblijvende sjah.
Op het moment van de gijzeling, wisten zes diplomaten, die zich op dat moment buiten de ambassade bevonden, te vluchten naar de Zwitserse en de Canadese ambassade.
De overige 63 diplomaten en burgers die aanwezig waren in het gebouw van de ambassade werden gegijzeld.
Na de bezetting lieten de gijzelnemers vrijwel meteen 13 vrouwen en donkere mensen vrij.
Tijdens de crisis hielden Iraanse studenten tientallen Amerikanen gegijzeld op de Amerikaanse ambassade.
De overgebleven gegijzelden bleven gedurende een periode van 444 dagen gevangen binnen de Amerikaanse ambassade.
Op 24 april 1980 ondernamen de United States Armed Forces een poging om de 52 gijzelaars te bevrijden.
De operatie zou aanvankelijk twee nachten duren. De eerste fase van het plan verliep nog goed, ondanks beschietingen op een bezinetruck die een explosie veroorzaakte die mijlenver te zien was.
Maar toen de helikopters richting Teheran vlogen, kwamen ze in een zandstorm terecht, waarbij twee helikopters in de problemen kwamen.
Daarna waren er nog slechts vijf helikopters over om de missie uit te voeren.
Zes helikopters waren nodig om alle gijzelaars te kunnen vervoeren.
President Carter besloot de missie daardoor af te lassen.
Toen de helikopters op hun terugtocht waren en moesten worden bijgetankt door C-130 transportvliegtuigen, ging het mis.
Een C-130 en een helikopter botsten door een stofwolk boven op elkaar.
Drie Marines en vijf bemanningsleden van helikopters kwamen om. Alleen de piloot van de helikopter overleefde het ongeval.
Vijf helikopters werden uiteindelijk achtergelaten.
Ook werden bij de aftocht geheime documenten gevonden die de identiteit van verschillende CIA-agenten onthulden die aanwezig waren in Teheran.
Op 19 januari 1981 werden de Akkoorden van Algiers gesloten die het einde betekenden van de gijzeling van de 52 personen die al 14 maanden zaten opgesloten binnen de ambassademuren.
In de akkoorden werd de vrijlating van de gijzelaars geregeld en werden Iraanse banktegoeden vrijgegeven.
Bovendien werd besloten tot immuniteit tegen eisen tot schadevergoeding van Amerika tegen Iran.
Die mislukking zou de belangrijkste oorzaak vormen voor de verkiezingsnederlaag van toenmalig president Jimmy Carter.
De Amerikaanse president Carter was afgetreden en Reagen nam het stokje over.
Twintig minuten na zijn aftreden werden de gijzelaars overgedragen aan de Verenigde Staten.
Drie decennia lang hebben de slachtoffers geprobeerd compensatie te krijgen. Diverse rechtbanken, inclusief de Supreme Court, hielden dit tegen.
Pas in 2015 ondertekende de Amerikaanse president een wet om de slachtoffers te vergoeden.
Het geld kwam dankzij de Franse bank BNP Paribas, die een boete moest betalen van 9 miljard dollar omdat de bank sancties tegen Iran, Soedan en Cuba had geschonden.
Een groot deel van dat geld zou men reserveren voor slachtoffers van terreur, zoals de gijzeling in Iran, de aanslagen van 9/11 en de bombardementen op de Amerikaanse ambassades in Kenia en Tanzania in 1998.
Van de 37 van de 53 gijzelaars van de gijzeling in Teheran die nog leven, kunnen rekenen op een vergoeding van maximaal 4,4 miljoen dollar. (Diverse bronnen, Rik Arnoudt, Isgeschiedenis, De Volkskrant en Wikipedia)




