40 jaar geleden, portret van het Gentse anti-sterretje Caroline Vlerick (De Post 15 februari 1981)

40 jaar geleden, portret van het Gentse anti-sterretje Caroline Vlerick (De Post 15 februari 1981)
40 jaar geleden, portret van het Gentse anti-sterretje Caroline Vlerick (De Post 15 februari 1981)

De laatste film die in het zogenaamde ‘wonderjaar van de Vlaamse film’, het jaar 1980, werd geproduceerd, is Peter Simons’ Het einde van de reis. Van Simons, die als assistent-realisator van Roland Verhavert (o.m. bij de realisatie van Rolande met de bles en De Loteling) en als t.v.-regisseur van de Dienst Drama van de B.R.T. in tegenstelling met heel wat andere jonge cineasten de gelegenheid kreeg om filmervaring op te doen, werd in het vlak van de lange speelfilm heel wat verwacht.

De teleurstelling kwam des te harder aan. Het einde van de reis bleek in vergelijking met zijn t.v.-films als De zuiverste nacht, Mijn mooie bioscoop (beide van 1979) en De eerste sleutel (1980), alle drie naar interessante scenario’s van filmfreak Pierre Platteau, een miskleun.

De oorzaak van dit falen ligt zowel in de keuze van het scenario, een werkstuk van Willy van Sompel (enkele jaren geleden bekroond met de Prijs voor het beste filmscenario door het Ministerie van Nederlandse Cultuur), als in het onvermogen van de cineast om dat script in overtuigende filmtaal om te zetten.

De film is een psychologisch portret van een veertigjarige vrouw, Maria Levy (een soms theatrale Chris Lomme), die verlaten door haar echtgenoot (een eens te meer overtuigende Hugo van den Berghe) en haar achttienjarige dochter Lily, ook haar jongere dochter Valérie vreest te verliezen.

Het hoofdpersonage stort psychisch in elkaar wanneer aan het slot uiteindelijk ook Valérie besluit haar eigen weg te gaan. Maria’s ziekelijke hoop op de terugkeer van Lily uit Amerika en haar redeloze angst en bezorgdheid om Valérie vormen de thematiek van de film.

Het spreekt voor zich dat een dergelijk intimistisch portret vol familiale tafereeltjes en waarin elke dramatische actie tot een minimum herleid is, hoge eisen stelt aan een cineast. ‘Maria Levy’s uitzichtloze verlangen naar betere tijden, toen Lily nog bij haar was,’ zou, althans volgens Simons’ interpretatie van het scenario in de persmap, een metafoor zijn waarachter de wanhoop schuilt van de generatie van mei ’68. Of hoe een cineast zijn film een dubbele bodem toedicht.‘Weinig zag ik bij ons een scenario met zulk een gave tekstuur zulk een fascinerende sfeer, zulk een indringende karaktertekening, en dat met zulk een economie der middelen,’ luidt daarenboven zijn in gebrekkig Nederlands gestelde apologie voor het scenario.

Het bedenkelijke feit dat een terecht of ten onrechte bekroond scenario nu eenmaal gemakkelijker door de mazen van de filmcommissie, die de subsidiëringskoek – in casu 9.800.000 fr. – verdeelt, glipt, speelde misschien wel een grotere rol…

In vergelijking met Hellegat en De Proefkonijnen is Peter Simons’ film een stap terug op de weg naar een volwaardige filmproduktie. De film vertoont in wezen de zwakheden van zovele vroegere Vlaamse films: een weinig origineel scenario, losse toneelscènes met onnatuurlijke dialogen, technisch vakwerk dat te weinig sfeerscheppend werkt.

Enkel de spontane vertolking van Valérie door de debuterende veertienjarige Caroline Vlerick en de muziek (Alain Pierre), die Maria’s levensangst treffend suggereert, houden de film overeind.

Echt storend werken in deze door zijn langdradigheid irriterende produktie twee scènes waarin de cineast tot misplaatste filmische spielereien overgaat.

De slow motion-scène waarin Maria Levy in nachtjapon door de drukke winkelstraat met een brief van Lily Valérie achternazweeft, is gewoonweg potsierlijk.

Een gratuit filmisch intermezzo is ook de verwelkomingsscène op de pier te Oostende, waar Maria en Valérie de ferry-boot met Lily verwachten: een serie korte shots, vooral zwenkende luchtopnamen en een dubbeldruk (het gezicht van Maria op de over de zee scherende camera, die de boot nadert). Moeilijk te achterhalen is daarenboven de betekenis van de talrijke tussenshots van het Brusselse justitiepaleis, badend in een rode gloed.

Kortom, Het einde van een reis brengt vooral de beperktheden van een cineast aan het licht, die op grond van enkele behoorlijke t.v.-films wellicht werd overschat. (film bespreking door Wim de Poorter in 1991 en artikel uit de Post van 15 februari 1991)