
60 jaar geleden, Charles Aznavour is paardrij-instructeur voor Johnny Hallyday (Piccolo maart 1962)

Foto's, en reportages en voor 95 % niet terug te vinden op Google uit ons ver verleden, over Gent, Vlaanderen, film, muziek, sport, politiek en zoveel meer uit tijdschriften en kranten en jaarboeken. Vanaf de jaren 1900 tot en met gisteren. Meer foto's en artikelen terug te vinden op onze Fb groep Gisteren nog vandaag en de Fb groep Weetjes over popmuziek
Ferre Grignard werd in het Moederhuis aan de Vinkenstraat in Antwerpen geboren.
Zijn vader was Fernand Ghislain Joseph Grignard, gehuwd met Maria Helena Joanna Jansen.
Vader Fernand, die Nand werd genoemd, was bediende bij de Nederlandse scheepvaartfirma “Ruys & Co”.
Ferre had een broer Roger, die de eenentwintigste augustus 1931 was geboren, acht jaar ouder dus.
Na de Tweede Wereldoorlog bouwden zijn ouders een huis in de Letterkundestraat te Wilrijk.
Hier zal Ferre het grootste gedeelte van zijn jeugdjaren slijten.
Meteen na de Tweede Wereldoorlog gaat Ferre naar de Stedelijke Jongensschool op het Kiel.
Hij gaat, net als zijn broer, naar de scouts, waar hij tijdens heel wat scoutsmeetings en kampen niet alleen voortreffelijk theater speelt, maar ook graag muziek maakt.
Bij de scouts leerde hij gitaar spelen en met zijn broer en een vriend vormde hij naar aanleiding van een schoolfeestje een groepje op.
Een wasbord, een theekist, een gitaar en een mondharmonica.
Pure skiffle dus, die iets later in blues overglijdt.
Zij nemen zelfs aan een liedjeswedstrijd deel, die ze ook winnen, en daarmee is de aanzet voor zijn latere zangcarrière al deels een feit.
Eind van de jaren vijftig van de vorige eeuw koos hij voor het kunstonderwijs aan het Stedelijk Instituut voor Sierkunsten en Ambachten in de Cadixstraat in Antwerpen.
Ferre specialiseerde zich in boekillustraties en behaalde zijn diploma met onderscheiding.
Hier leerde hij etsen, tekenen, schilderen enzovoort. Ook kreeg hij bekendheid in de Antwerpse artiestenwereld.
Niet omdat zijn schilderijen zo goed verkochten, maar omdat hij gitaar speelde en zong als een blanke zwarte. “Hij heeft de blues, al spreekt hij geen woord Engels”, zei men weleens.
Na zijn studies gaat Ferre naar het leger om er zijn dienstplicht te volbrengen.
Hij komt terecht in Lombardsijde (Nieuwpoort) bij het luchtafweergeschut.
Veel geoefend als militair heeft hij daar niet, want hij mocht onder meer de muren van de officiersmess decoreren met zijn kunsten.
Nadien kwam hij bij enkele grafische firma’s terecht, maar dat liep niet van een leien dakje, want in de schaduw en voetsporen van bazen lopen, was niet Ferres sterkste kant.
De verstandhouding tussen Ferre en zijn vader wordt daardoor almaar slechter.
Die conflicten leiden ertoe dat Ferre het ouderlijk huis in stilte verlaat en alleen gaat wonen.
De Ferre gaat in een steegje in de buurt van de Paardenmarkt wonen en vestigt zich daar als kunstschilder.
Omdat de Ferre niet uitsluitend van zijn kunstwerken kan leven, begint hij in de “Gard Sivik” als barman.
De bekende, in Berchem geboren jazzmuzicus Jack Sells, die onder anderen samen met Dizzy Gillespie en Lester Young speelde, liet zich daar graag zien en horen, samen met de toenmalige uitbater van de Gard Sivik, Mike Zinzen, zelf een voortreffelijk altsaxofonist.
Ook muzikanten van het orkest van Francis Bay liepen daar geregeld binnen.
De Ferre kwam hier op zijn beurt in het bluescircuit terecht en is dan dat genre beginnen te zingen en spelen.”Zijn aanstaande vrouw, kunstschilderes Krie De Vylder, zus van een vriend van de Ferre, leert hij hier kennen.
Krie heet eigenlijk Christiana De Vylder.
Zij liep als kind altijd rond met kersrode kaakjes en daarom noemde haar familie haar Kriekje, maar toen ze groter werd, vond ze dat niet meer zo leuk en dus werd het Krie.
Op 18 september 1962 trouwde de twee in Antwerpen.
De eerste maart 1963 wordt hun zoon Ferdinand geboren, die meteen als Ferre wordt aangesproken.
In het moederhuis schreef hij voor hem de song The Zoo.
Walter Masselis, de baas en oprichter van “De Muze” (samen met Tone Pauwels), die toen nog aan de academie in Antwerpen studeerde, speelt een belangrijke rol in de carrière van Ferre.
Hij stichtte ook in Kortrijk heel wat cafés, zoals “De Vagant”, waar er vaak optredens waren.
In 1962 opende hij samen met kleinkunstzanger Antoon De Candt artiestenkroeg “’t Krotekot” in Kortrijk.
Hij was eind jaren zestig de medestichter van “Bar Choque” op de Vlasmarkt in Kortrijk en de toenmalige rebelse kroeg “De Shakespeare” in de Jan Persijnstraat.
Zijn cafés waren bruine kroegen met muziek op plaat en een lange toog.
In 1964 werd in Antwerpen het muziekcafé “De Muze” geopend en begon hier eveneens als barman, maar door zijn almaar groeiende succes bij het aanwezige publiek gaat hij vaker optreden, elke donderdag, samen met George Smits op gitaar en mondharmonica en Miel De Somer op wasbord.
Zijn song “Ring Ring I’ve Got To Sing” kende er zoveel succes dat Walter Masselis er een single van liet persen.
De eerste 500 exemplaren waren onmiddellijk uitverkocht.
Hans Kusters, een talentscout van het Philipslabel, liet een nieuwe opname maken en de single werd een hit.
Met zijn hippie-achtige imago, zijn lange haar en nonchalante uiterlijk, werd hij ook weleens de Vlaamse Bob Dylan genoemd.
In 1965 staat Ferre Grignard op de affiche van “Jazz Bilzen”.
De dertigste april 1966 staat Ring, ring, I’ve got to sing op de tiende plaats genoteerd in de Top Dertig.
In Frankrijk covert Claude François, in een productie van Les Reed, het nummer.
Hij schrijft samen met Vline Buggy de Franse tekst C’est moi… c’est moi.
Een hoogtepunt was een optreden in de Olympia in Parijs in april 1966.
Kort daarop klaagde hij de Franse vedette Johnny Hallyday aan, die een bewerking had gemaakt van zijn tweede hit “My Crucified Jesus” met als titel “Cheveux longs idées courtes”.
Het plagiaat zelf kon hem niet zoveel schelen, wel het feit dat Halliday er een tekst op had gemaakt, die beledigend was voor hippies in het algemeen en Grignard in het bijzonder.
In oktober 1966 mocht hij zelfs optreden in de Star-Club in Hamburg, waar ooit The Beatles hadden opgetreden.
Zelfs in Londen stonden er optredens geprogrammeerd.
In 1967 deelde Grignard in 1967 het podium in Hamburg met Jimi Hendrix.
Ferre verdiende groot geld, maar jammer genoeg wist hij het niet te beheren.
Grignard leefde overeenkomstig zijn imago: wild en nonchalant.
Bovendien waren er problemen met zijn platencontract en na een jaar van stilte verscheen in 1968 een nieuwe elpee: “Captain’s Disaster”.
In april 1969 heeft hij nog een kleine hit met Yama Yama Hey
In 1969 besluiten Ferre en Krie van elkaar te scheiden.
Die scheiding valt de Ferre zwaar en daarmee ook zijn motivatie voor zijn beroep en werden zijn optredens slechter.
Dat deed zijn carrière geen goed en de fans waren hem snel vergeten.
De elpees die intussen nog verschenen, flopten en omdat Ferre nooit belastingen had betaald, werd in 1979 zijn inboedel openbaar verkocht.
Ferre Grignard werd weer cafézanger.
Vlak voordat hij in 1982 aan keelkanker zou overlijden, probeerde hij een comeback te maken, “met beklemmend werk, indringend als een lange doodskreet”.
Ook tekende hij terug in Oost-Indische inkt.
Die werden tentoongesteld in Galerij “De Zwarte Panter” van zijn vriend Adriaan Raemdonck.
Via het OCMW van Antwerpen geraakt Ferre Grignard aan een appartementje waar hij de laatste weken van zijn leven kan slijten.
Hij overlijdt de achtste augustus 1982, op 43-jarige leeftijd, in het Universitair Ziekenhuis van Edegem.
Ferre Grignard ligt begraven op de begraafplaats Schoonselhof te Wilrijk. (diverse bronnen, Daisy Lane & Marc Brillouet, Wikipedia en De Post 18 april 1971)