Vandaag 100 jaar geleden, verschijnt de Vlaamse literaire klassieker De Witte van Ernest Claes.

De figuur die Claes koos als type voor zijn verhaal heeft werkelijk bestaan, maar de enkele details uit het echte leven van de echte Witte werden ruimschoots aangevuld met verbeelding, observatie en eigen belevenissen van de schrijver.

Dat is ook het geval voor de andere figuren die een rol spelen in het verhaal. Claes schreef de eerste hoofdstukken al in 1908 voor het besloten gezelschap De Violier, een kleine vriendenkring van literatuurliefhebbers die Claes met enkele medestudenten van de Katholieke Universiteit Leuven had opgericht.

Daarna volgden nog enkele voorlezingen ervan in de studentenstad.

Pogingen om het verhaal te laten opnemen in De Nieuwe Gids of in Jong Dietschland mislukten.

Lodewijk Dosfel, hoofdredacteur van dit laatste tijdschrift, vond enkele passages toch te onkies en ongepast.

De volgende hoofdstukken kon Claes wel laten verschijnen in het Leuvense studentenblad Ons Leven, wat hem op een reprimande van de vice-rector kwam te staan.

Vanaf 1911 verschenen het vierde en de volgende hoofdstukken in diverse tijdschriften, zoals Het Land (opgericht in 1911 door Juul Grietens), Dietsche Warande, Groot Nederland en Vlaamsche Arbeid.

Tijdens de oorlogsjaren schreef Claes andere verhalen, waaronder enkele oorlogsnovellen. In 1919 hervatte hij het schrijven aan De Witte en schreef nog twee bijkomende hoofdstukken.

Het boek werd ten slotte afgewerkt toen Emmanuel de Bom hem in 1919 vroeg of hij de novelle De Witte uit kon brengen in de nieuwe serie Vlaamse Bibliotheek, als onderdeel van de Wereldbibliotheek.

Claes schreef toen de laatste vijf hoofdstukken.

Het boek verscheen met 12 pentekeningen van Jos Leonard. De oplage van vijfduizend exemplaren was na enkele maanden uitverkocht.

In totaal zijn er al 128 drukken van deze bijzondere schelmenroman gemaakt.

Hij werd twee keer verfilmd, in 1934 door Jan Vanderheyden (De Witte) en in 1980 door Robbe De Hert onder de titel De Witte van Sichem. (Diverse bronnen en Wikipedia)

Jef Bruyninckx

Vandaag 10 jaar geleden, overlijdt dichter en vertaler Bert Decorte.

Decorte is Kempenaar van geboorte, maar woont al het grootste deel van zijn leven in het Brabantse Roosdaal.

Toen in 1937 zijn debuutbundel Germinal verscheen, schreef Marnix Gijsen in De Standaard : ,,Sedert Paul Van Ostaijen is Bert Decorte het eerste phenomeen, het eerste wonderkind dat wij in de Vlaamsche poëzie zien verschijnen.”

Decorte kreeg in 1944 de August Beernaertprijs en 1946 de Driejaarlijkse Staatsprijs voor Poëzie (voor de bundel Refreinen uit 1943).

Voor de Vlaamse Pockets van Uitgeverij Heideland bezorgde hij enkele opgemerkte bloemlezingen van poëzie.

Hij publiceerde tot 1995 ongeveer jaarlijks een gedichtenbundel.

Hij schreef zijn autobiografie in 1971 (Kortom).

Zijn Verzamelde gedichten verschenen in 1974. In 1988 kreeg hij de Sabamprijs voor zijn hele oeuvre.

Behalve gedichten schreef hij ook poëtische reisverhalen en essays.

Decorte is de auteur van de eerste integrale vertaling van Les Fleurs du mal van Baudelaire, verschenen in 1946 onder de titel De bloemen van den booze.

De vertaling verscheen met een voorwoord van Herman Teirlinck, waarin deze de vertaler uitbundig prees voor zijn prestatie.

Hij vertaalde ook andere Franse dichters zoals Guillaume Apollinaire, Louise Labé en François Villon.

Decorte overleed op 94-jarige leeftijd. (diverse bronnen en Wikipedia)