Meimaand Mariamaand in Oostakker, Gent, in oude postkaarten.

In de basiliek bij de grot bevindt zich een relikwie van de heilige Bernadette.

Bernadette (kloosternaam Marie-Bernard) Soubirous werd in 1844 geboren in een arm molenaarsgezin.

Naar school ging ze niet; dat kwam er niet van. Bovendien leed ze aan astma.

Op 11 februari van het jaar 1858 – ze was dus veertien jaar oud – was ze samen met haar zusje en een vriendinnetje bezig hout te sprokkelen, toen haar in een grot van de berg Massabielle bij Lourdes (Zuid-Frankrijk) een Vrouwe verscheen.

Ze stond rechtop in een uitholling van de rots, was gekleed in een lang wit gewaad met een blauwe ceintuur om haar middel en een witte sluier op het hoofd; ze had een gouden roos op haar blote voeten, en ze leek op een jonge vrouw van zo’n zestien, zeventien jaar oud.

De andere twee die erbij waren, zagen wel, hoe Bernadette iemand meende te zien en er mee sprak, maar zelf namen ze niets bijzonders waar.

Tussen 11 februari en 16 juli liet de verschijning zich achttien keer zien.

Zij vroeg om te bidden voor de bekering van de zondaars; ze drukte Bernadette op het hart dat men berouw moest hebben en boete doen; en zij wilde graag een kapelletje op de plaats van haar verschijning. “Ik beloof je gelukkig te maken, voegde ze eraan toe, niet in deze wereld, maar in de toekomende wereld.”

Op 25 maart durfde Bernadette de Vrouwe te vragen, hoe ze eigenlijk heette.

Daarop antwoordde de verschijning: Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis.

Een van de volgende keren gaf ze te kennen dat Bernadette in de grond moest graven. Er ontsprong een bron. Vanaf dat moment vloeide er water in overvloed tot op de huidige dag.

In 1866 trad zij in bij de Soeurs de la Charité van Nevers, die een huis hadden in Lourdes.

Zij leerden haar lezen en schrijven, droegen zorg voor haar religieuze vorming en gaven haar eenvoudige werkjes te doen, zoals het schrappen van worteltjes in dienst van de keukenzuster.

Op 22-jarige leeftijd deed zij haar gelofte, kreeg als kloosternaam Soeur Marie-Bernard en werd overgeplaatst naar het moederhuis van de Congregatie in Nevers.

Daar leefde ze nog dertien jaar.

Net als zij zelf waren de meeste medezusters van eenvoudige komaf.

Haar oversten, meenden er goed aan te doen om bijzonder streng tegenover haar te zijn.

Waarschijnlijk omdat ze vreesden dat ze anders verwaand zou worden.

Door haar medezusters was ze vaak het middelpunt van pesterijtjes.

Daar kwam bij dat haar lichamelijke gezondheid steeds meer achteruit ging.

Zij probeerde dat alles welgemoed te verdragen.

Na een slepende ziekte overleed zij, 35 jaar oud.

Volgens omstanders waren haar laatste verzuchtingen: “Heilige Maria, moeder van God, bid voor mij, arme zondares, arme zondares…”

Haar lichaam is nog altijd niet vergaan en rust volkomen gaaf in de kapel bij de zusters van St.-Gildard te Nevers.

In 1933 werd ze officieel heilig verklaard.

Het beeld van de Heilige Maria, dat in 1873 aan de grot ingewijd is in Oostakker, is in 1974 gestolen.

De diefstal is nooit opgehelderd.

De talrijke dankplaatjes in en bij de grot en verspreid over de hele lengte van de twee ommegangen, meer dan achtduizend, zijn de uitdrukking van diepe gevoelens.

Op de meeste vinden we het woord: dank.

Aan de grot zijn ruim driehonderd niet overdekte zitplaatsen op banken zonder rugleuning.

Er zijn twee ommegangen: de vijftien mysteries van de rozenkrans en de zeven smarten van Maria. (Diverse bronnen, Katrien Cools en postkaart uit mijn eigen verzameling, 1939)

Plaats een reactie