Vandaag 25 jaar geleden, Hugo Claus geëerd met de driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse gemeenschap.

Zijn werk en invloed blijven resoneren in de literaire wereld, recentelijk versterkt door de publicatie van een sterke biografie door Mark Schaevers.

In een uitgebreid interview in het weekblad Humo in februari van dit jaar, werd Schaevers uitgelicht om zijn diepgaande biografische werk over Claus te bespreken.

Het gesprek vond plaats in de bekende Hotsy Totsy in Gent, een locatie die past bij de culturele statuur van Claus (foto 1: Ann Van Den Sompel)

Vandaag is het precies een eeuw geleden dat het toneelstuk Mama’s kind van Willem Putman in première ging in Tienen (16 januari 1924).

Willem Putman was een Vlaamse schrijver en toneelauteur, geboren in Waregem op 7 juni 1900.

Zijn vader, Palmer Putman, was een actief lid van de rederijkerskring “Kunst en Eendracht” en stimuleerde de artistieke interesse van zijn zoon.

Na zijn vroegtijdige dood in 1910 nam zijn moeder, Elvira Callens, de boekhandel en het toneelfonds over.

Willem Putman kon verder studeren aan het Sint-Amanduscollege in Kortrijk, waar hij in contact kwam met de werken van Albrecht Rodenbach.

Hij raakte geïnspireerd door diens idealisme en flamingantisme, en begon zelf toneelstukken te schrijven onder het pseudoniem W. Hegeling, ontleend aan Rodenbachs versdrama Gudrun.

Zijn eerste succes behaalt hij in 1920 met Het oordeel van Olga.

Het stuk was een felle aanklacht tegen het Belgische gerecht, dat na de oorlog hard optrad tegen Vlaamse activisten, maar de oorlogsprofiteurs ongestraft liet.

Het stuk werd op verschillende plaatsen verboden wegens beledigend voor het leger en de geallieerden.

In 1921 kreeg Putman meer erkenning met zijn stuk Het Stille Huis, dat werd opgevoerd in de Koninklijke Vlaamse Schouwburg.

Putman werkte toen als ambtenaar bij het Ministerie van Justitie, maar bleef actief schrijven.

Van 1926 tot 1944 was hij inspecteur van de openbare bibliotheken in West-Vlaanderen.

Vóór mei 1940 lieert hij zich nog niet openlijk tot een politieke strekking, maar twee maanden daarna zou de in de tussenoorlogse jaren geradicaliseerde Vlaams-nationalist Willem Putman uitgroeien tot een overtuigde collaborateur.

Het VNV-dagblad Volk en Staat meldt dat Putman stichter-voorzitter is geworden van een ‘Kortrijkse Kunstenaarskamer’.

De opzet van dergelijke Kunstenaarskamers was het Vlaamse cultuurleven beetje bij beetje in nationaal-socialistische richting te sturen.

Tevens werkt hij mee aan de Brüsseler Zeitung.

In de winter van 1941-1942 werd het toneelstuk Mama’s kind in Hamburg opgevoerd, als onderdeel van de Niederdeutsch-Flämische Bühnenwoche, een culturele uitwisseling tussen Vlaanderen en Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Dit leidde natuurlijk onvermijdelijk tot vervolging na de Bevrijding, op beschuldiging van culturele collaboratie.

Hij werd veroordeeld tot vier jaar cel en levenslange ontzetting uit zijn burgerrechten.

Dit betekende niet alleen dat hij zijn betrekking kwijt was maar ook dat hij niet meer kon publiceren.

In de nazomer van 1946 werd hij vervroegd vrijgelaten.

Hij had zich ondertussen in de gevangenis aan het schrijven gezet.

Putman had een groot gezin, namelijk zes kinderen en moest schrijven om rond te komen.

Hij gebruikte de schuilnaam Jean du Parc, maar iedereen wist wie hij was.

Hij werd niet lastiggevallen door de rechters.

Hij schreef tien romans bij een uitgever in Antwerpen.

Mevrouw Pilatus en Christine Lafontaine waren erg populair.

Hij schreef ook nog toneelstukken en schreef over de oorlog, de repressie, de liefde, de kinderen, het berouw, het verraad, het gemis, de naïviteit, de passie en de berusting.

Zijn boeken waren niet zo goed geschreven, maar wel spannend en boeiend.

Veel mensen lazen ze dan ook graag.

In 1952 maakte hij een openluchtspel voor een feest in Kortrijk.

Hij bleef veel schrijven, tot hij in 1954 plotseling ziek werd en stierf.

Zijn zoon Luc Putman (1927-2002) was ambassadeur in Marocco, Kinshasa, Moskou en Dublin (Ons Land 26 januari 1924)

Kan een afbeelding zijn van 5 mensen en de tekst 'VLAAMSCHE GEBEURTENISSEN Opvoering van Thienen veel Mama's Kind,, van Willem Putman, te Thienen richtingen. sommige gezegden... eens tuurt eigen aarh mo dedigt ra verhouding, Betsy DE DRIE VROUWENROLLEN Tante, Joh. Dons. HARE VERTOLKERS: Een jarige dame, Greta DE DRIE HEERENROLLEN EN HARE VERTOLKERS krioelt bovendien Ditg'

Gisteren nog vandaag

Gisteren nog vandaag

Voor de aanvang van het toneelstuk was er een speciale ontvangst georganiseerd voor de schrijver Willem Putman en de andere vooraanstaande gasten.

Daar sprak burgemeester en parlementslid De Jaegher hen toe met een welkomstwoord.

Gisteren nog vandaag

65 jaar geleden, nieuwjaarskaart van een schilderij van kunstschilder Raphaël Pricert

Raphaël Pricert is een kunstschilder die in Oekraïne geboren is op 19 december 1905 in de familie van een rijke graanhandelaar uit De Krim.

Zijn vader stuurde Raphaël in 1918 naar Odessa, om tekenen en schilderen te studeren bij meester Ilya Bersetski.

In 1919 zocht de familie Pricert, verdreven door de Oktoberrevolutie, hun toevlucht in Roemenië.

Raphaël Pricert vervolgt zijn artistieke opleiding aan de School voor Schone Kunsten in Boekarest.

Daarna volgde hij een opleiding aan de Academie van Florence.

Hij verhuisde in 1930 permanent naar Parijs, waar hij zich onderdompelde in het artistieke leven van Montparnasse.

Op 29 juni 1935 trouwde hij met Lisa Samsovici, ook een Russische emigrant zoals hijzelf.

Het koppel woonde toen in het 14e arrondissement van Parijs.

Eén van de kamers van het appartement doet dienst als atelier en de opslagruimte voor zijn schilderijen.

Dankzij zijn vriendschap met de eigenaar Faivret van een groot reclamebureau aan de Quai d’Orsay, in Parijs. Kreeg hij opdrachten om reclameposters te ontwerpen en werden zijn schilderijen gebruikt voor postkaarten.

Maar ook bleef hij actief meewerken aan artistieke leven van Montparnasse.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog vluchtte hij weg uit Parijs en leefde hij en zijn gezin naar de streek van Auvergne.

In de maanden na de bevrijding exposeerde hij zijn schilderijen in Vixouze, Polminhac, Vic sur Cère en Aurillac.

Ondanks de grote armoede van de naoorlogse periode werden er veel werken van hem aangekocht.

Omdat er geen geld is, bieden sommigen hem in ruil daarvoor kaas en andere voedselproducten aan.

Bij zijn terugkeer naar Parijs in 1945 ontdekte hij dat zijn appartement bewoond werd door een oorlogsweduwe.

Al zijn middelgrote en grote schilderijen die hij tijdens de uittocht niet mee kon nemen, zijn verdwenen.

Gelukkig kreeg hij de kans om zijn nieuwe werken tentoon te stellen en met veel succes.

Hij besluit dan ook om zich volledig te wijden als schilder en stop dan ook met werken voor het reclamebureau van de heer Faivret.

Hij reist vaak naar verschillende landen, zoals Frankrijk, Italië, de VS, Zweden, Spanje, Engeland, Israël enz.

Raphaël heeft dan ook veel vrienden over de hele wereld, waaronder Abe Saperstein, de baas van de Harlem Globe Trotters, met wie hij een hechte band had tot aan zijn dood in 1966.

Raphaël is een polyglot die zes talen vloeiend spreekt: Russisch, Roemeens, Italiaans, Duits, Frans en Engels.

Hij raakte gefascineerd door Zweden en zijn cultuur toen hij daar in 1951 tentoonstellingen hield.

Hij leerde snel Zweeds en verraste zijn vrouw Lisa en dochter met zijn taalvaardigheid tijdens een reis door Frankrijk in datzelfde jaar.

Raphaël Pricert stierf op 2 februari 1967 na zijn lange en pijnlijke ziekte.

Kan een afbeelding zijn van tekst

Vandaag is het 125 jaar geleden dat de Gentse dichter en schrijver Georges Rodenbach is overleden.

Rodenbach werd geboren in Doornik op 16 juli 1855, maar verhuisde op jonge leeftijd naar Gent, waar hij opgroeide in een welgestelde familie.

Hij studeerde rechten aan de universiteit van Gent en werd advocaat, maar zijn ware passie lag bij de literatuur.

Hij schreef gedichten, romans, toneelstukken en essays, waarin hij vaak de melancholie en het verval van de moderne stad uitdrukte.

Zijn bekendste boek is Bruges-la-Morte (1892), een roman over de obsessie van een weduwnaar voor zijn overleden vrouw en de stad Brugge.

Rodenbach trouwde in 1887 met Anna-Maria de Schaetzen, met wie hij twee kinderen kreeg.

Hij verhuisde naar Parijs, waar hij actief was in de literaire kringen en bevriend raakte met onder andere Emile Verhaeren en Stéphane Mallarmé.

Hij overleed op 25 december 1898 aan een longontsteking, op 43-jarige leeftijd en werd begraven op het kerkhof van Père-Lachaise, waar zijn grafmonument nog steeds te bewonderen is.

In Gent is er een straat naar hem genoemd, de Georges Rodenbachstraat en een gedenkplaat aan zijn geboortehuis in de Veldstraat.

Vandaag 75 jaar geleden, werd een gedenkplaat onthuld ter ere van de Gentse dichter Georges Rodenbach, die in 1898 overleed

De Gentse kunstenaar Geo Vindevogel ontwierp het bronzen gedenkplaat om de gebeurtenis te herdenken.

De plechtigheid vond plaats in de Orbanlaan nummer 9, in Gent, waar Rodenbach zijn jeugd doorbracht.

Onder de aanwezigen waren zijn zus Marie, die gehuwd was met de schilder Georges Le Brun, zijn zoon Constantin en zijn neef Andre, die ook dichter was.

Andre Rodenbach was de halfbroer van de Gentse dichteres Eliane (Ely) Rodenbach.

Hij groeide op in Lokeren, en toen hij 14 jaar was verhuisde het gezin naar Gent. Daar woonde ze in 1915 in de Meerstraat.

In 1919 trokken ze naar de Blankenbergestraat, in 1921 naar de Pelikaanstraat en in 1928 naar de Vrijheidslaan.

Hij was een gepassioneerde dichter, die poëzie beschouwde als een middel om de menselijke geest te verheffen boven het materialisme.

Hij had een grote bewondering voor Frankrijk en zijn cultuur, vooral voor de streek van de Midi.

Hij betreurde de achteruitgang van het Frans in Vlaanderen, die hij toeschreef aan de taalwetten en het verdwijnen van het Frans uit het onderwijs.

Hij voelde zich geroepen om de Franse cultuur levend te houden in België, vooral onder de toen 75000 Franssprekende Vlamingen ( gedenkplaat onthuld op 19 december 1948).

Vandaag is het precies 90 jaar geleden dat de Vlaamse schrijver Paul Snoek werd geboren.

Hij behoorde tot de groep van de Vijfenvijftigers, een experimentele dichtersbeweging die vooral uit Vlamingen bestond en die verbonden was met het tijdschrift Gard Sivik.

Andere bekende namen uit deze groep waren Gust Gils en Hugues C. Pernath.

Zij publiceerden allemaal voor 1955 en vormden een tegenreactie op de Nederlandse Vijftigers, zoals Lucebert, Gerrit Kouwenaar, Jan Elburg, Remco Campert, Simon Vinkenoog, Hans Andreus en Hugo Claus.

Paul Snoek wilde trouwens niet geassocieerd worden met de Nederlandse Vijftigers.

Het werk van Paul Snoek is niet gemakkelijk in een bepaalde stroming of categorie onder te brengen.

Hij begon als een romantische dichter, maar ontwikkelde zich tot een meer agressieve en cynische schrijver.

Aan het einde van zijn leven was hij een berustende, pessimistische dichter, in overeenstemming met zijn manisch-depressieve stemmingen.

Paul Snoek was ook actief als schilder en exposeerde zijn werken. Het KaZ in Oostende heeft een aantal schilderijen van hem in bezit, waaronder “Little Venus” en “Angry Jupiter”.

In 1975 ging hij een nieuwe relatie aan.

Hij verliet vrouw en kinderen en verhuisde naar Oostende.

De scheiding met zijn vrouw werd uitgesproken in 1976 en hij hertrouwde in 1977.

Hij verhuisde opnieuw, eerst naar Loppem en dan naar Varsenare.

In zijn laatste jaren leed hij aan manisch-depressieve buien en sprak hij tegen zijn vrienden regelmatig over de dood.

Hij stierf in een auto-ongeluk op 19 oktober 1981, in Egem en werd begraven in Varsenare.

Vandaag is het precies 100 jaar geleden dat de Nederlandse schrijver Gerard Reve is geboren.

Hij wordt beschouwd als een van de belangrijkste naoorlogse auteurs van Nederland, die bekend stond om zijn controversiële en provocerende stijl.

Hij schreef romans, gedichten, brieven en essays over thema’s als religie, seksualiteit, dood en liefde.

Hij trouwde in 1948 met de dichteres Hanny Michaelis.

Toen hij besloot om uit te komen voor zijn homo zijn, eindigde het huwelijk in 1959.

Maar ze bleven wel vrienden tot aan zijn dood.

In 1975 trouwde hij met Joop Schafthuizen.

Gerard Reve leed aan depressie, alcoholisme en de ziekte van Alzheimer.

Hij overleed in Zulte op 8 april 2006, op 82-jarige leeftijd.

60 jaar geleden, te gast bij Antwerpenaar Peter De Maerel in New York.

Peter De Maerel was een van de belangrijkste figuren in de Belgische culturele diplomatie in de twintigste eeuw.

Hij speelde een cruciale rol in de organisatie en promotie van de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958, waar hij als adviseur optrad.

Daarna werd hij directeur van het Belgisch Bureau voor Toerisme in New York, waar hij de schoonheid en diversiteit van zijn land aan het Amerikaanse publiek voorstelde.

Hij werkte ook nauw samen met Sabena, de nationale luchtvaartmaatschappij, om het toerisme naar België te stimuleren.

Peter De Maerel had een passie voor kunst en literatuur, en was bevriend met enkele van de meest vooraanstaande Belgische kunstenaars en schrijvers die in Amerika woonden of werkten.

Hij was een van de oprichters van de American Belgian Art Foundation, samen met Harry Torczyner, een advocaat en kunstcriticus die een indrukwekkende collectie moderne kunst bezat, waaronder werken van Magritte, Chagall, Balthus en Bacon.

Torczyner schreef ook een boek over zijn vriendschap met Magritte, getiteld Magritte/Torczyner letters between friends.

Hij overleed in 1998 in New York.

Een andere goede vriend van Peter De Maerel was Albert Goris, beter bekend onder zijn pseudoniem Marnix Gijsen.

Hij was een schrijver en diplomaat, die tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Amerika vluchtte als vertegenwoordiger van het Belgisch paviljoen op de wereldtentoonstelling van New York in 1939-1940.

Hij bleef daar tot 1964, eerst als directeur, daarna als Belgisch Commissaris voor Informatie.

Hij verzorgde ook elke zaterdagavond een radioprogramma op de BRT, genaamd De Stem uit Amerika.

In 1959 werd hij benoemd tot cultureel attaché en in 1964 tot ambassadeur.

Hij keerde terug naar België in 1964, en woonde in Elsene tot zijn dood in 1984.

De schrijver werd in 1975 door de Belgische koning tot baron benoemd, een erfelijke titel die alleen aan hem toebehoorde.

Zijn wapenschild droeg de spreuk “Qui transtulit, sustinet”: wie verplant is, bloeit toch voort.

Hij had geen nakomelingen uit zijn twee huwelijken, dus met zijn dood eindigde ook zijn adellijke lijn.

Marnix Gijsen onderhield een hechte vriendschap met Marc Galle, een politicus van de SP, die hem weer in contact bracht met Maria Magdalena (‘Leentje’) Bambust, met wie hij vijftien jaar in New York had samengeleefd en met wie hij in 1976 trouwde.

Op zijn sterfbed in 1984 zou Gijsen aan Galle gevraagd hebben om na zijn heengaan voor zijn weduwe te zorgen.

Galle kreeg ook de opdracht om het vermogen en het literaire archief van de overleden schrijver als een goede rentmeester te beheren.

In 2000 spande de familie van Leentje Bambust een rechtszaak aan tegen Galle wegens misbruik van vertrouwen en verduistering van 2,5 miljoen euro en twee schilderijen van René Magritte.

De strafzaak werd echter stopgezet door het overlijden van Galle in maart 2007.

Marnix Gijsen stierf op 29 september 1984 op 84-jarige leeftijd in een ziekenhuis in Leuven.

Hij werd begraven op het Schoonselhof in Antwerpen.

Vandaag is het precies honderd jaar geleden dat de beroemde operazangeres Maria Callas werd geboren.

Haar echte naam was Maria Anna Sofia Cecilia Kalogeropoulos en ze kwam ter wereld in New York, als dochter van arme Griekse immigranten.

Haar ouders scheidden toen ze jong was en ze had een moeizame relatie met haar moeder, die haar streng en ambitieus opvoedde.

In 1937 verhuisde ze met haar moeder terug naar Griekenland, waar ze haar eerste zangopleiding kreeg in Athene.

Ze maakte haar debuut in 1941 en bouwde al snel een internationale carrière op, met optredens in de belangrijkste operahuizen van Europa en Amerika.

Haar stem, die zowel dramatisch als lyrisch was, stelde haar in staat om een breed repertoire te zingen, van belcanto tot verismo.

Ze stond ook bekend om haar acteertalent en haar interpretatie van complexe personages.

Ze trouwde in 1949 met de rijke industrieel Giovanni Battista Meneghini, die haar manager werd, maar scheidde van hem in 1959 na een affaire met de Griekse scheepsmagnaat Aristoteles Onassis.

Deze relatie duurde tot 1968, toen Onassis haar verliet voor Jacqueline Kennedy, de weduwe van de Amerikaanse president.

Callas had geen kinderen, hoewel er geruchten waren dat ze een miskraam had gehad of een kind had afgestaan.

Ze stierf op 16 september 1977 in Parijs, op 53-jarige leeftijd, aan een hartaanval.

Op haar begrafenis waren tienduizenden mensen naar Parijs gekomen

De dienst werd gehouden in de Grieks-orthodoxe kerk aan de Rue Georges Bizet in Parijs.

Daarna werd haar lichaam gecremeerd en werd haar as in het columbarium geplaatst op de Parijse begraafplaats Père Lachaise.

Daar werd op dezelfde dag haar as gestolen en gelukkig twee dagen later teruggevonden.

In 1979, conform haar eigen wens, werd de as uitgestrooid voor het eiland Skorpios in de Ionische Zee.

Vandaag is het precies een eeuw geleden dat Virginie Loveling, een van de grootste Vlaamse schrijfsters, overleed in Gent.

Ze was een veelzijdige en kritische auteur, die zowel poëzie, proza als essays schreef. Ze was ook een voorvechtster van de vrouwenemancipatie en de Vlaamse Beweging.

Virginie Loveling werd geboren in Nevele, als dochter van een Duitse vader en een Vlaamse moeder.

Haar vader pleegde zelfmoord toen ze nog een kind was, waardoor ze opgroeide in armoede.

Ze leerde verschillende talen en ontwikkelde een grote liefde voor literatuur.

Samen met haar zus Rosalie begon ze gedichten te publiceren onder het pseudoniem Loveling.

Na de dood van haar zus in 1875 legde Virginie zich toe op het schrijven van verhalen en romans, die getuigden van een scherp observatievermogen en een realistische stijl.

Ze nam geen blad voor de mond en hekelde de invloed van de katholieke kerk, de verfransing van de elite en de achterstelling van de vrouw.

Haar werken waren vaak controversieel en werden soms gecensureerd of verboden.

Virginie Loveling reisde veel en maakte kennis met andere culturen en schrijvers.

Ze schreef ook over haar reiservaringen in boeiende verslagen.

Ze was bevriend met haar neef Cyriel Buysse, met wie ze samen een roman schreef: Levensleer, een humoristische roman over de verfranste Gentse bourgeoisie.

Ze was ook actief in verschillende verenigingen die opkwamen voor de rechten van de vrouw en de Vlaming.

Virginie Loveling stierf op 1 december 1923 in Gent en werd begraven op de Westerbegraafplaats te Gent.

Vandaag is het 70 jaar geleden dat de Amerikaanse auteur Eugene O’Neill is overleden.

Vandaag is het 70 jaar geleden dat de Amerikaanse auteur Eugene O’Neill is overleden.

De pers schreef toen het volgende, zijn grootste drama was zijn eigen leven.

Zijn toneelstukken, die vaak autobiografisch waren, verkenden de donkere kanten van het menselijk bestaan, zoals verslaving, familieconflicten en dood.

O’Neill had zelf een tragisch leven, dat werd getekend door ziekte, verlies en vervreemding.

Hij verbrak het contact met zijn dochter Oona, die op jonge leeftijd trouwde met de veel oudere Charlie Chaplin.

Hij rouwde om zijn zoon Eugene Jr., die zelfmoord pleegde in 1950.

Hij had een moeilijke relatie met zijn vader James, een bekende acteur van Ierse afkomst, die hem weinig aandacht gaf in zijn jeugd.

O’Neill bracht zijn kinderjaren door in hotels, treinen en theaters, waar hij zijn vader zag optreden.

Hij ging naar verschillende kostscholen en studeerde kort aan de universiteit van Princeton, waar hij werd weggestuurd na een incident met een bierfles.

Daarna begon hij te werken bij een groothandel in kruiden en specerijen.

In 1910 trouwde hij met Kathleen Jenkins, met wie hij een zoon kreeg, Eugene Jr.

Het huwelijk duurde echter niet lang en hij verliet zijn gezin om samen met zijn vriend Stevens naar Honduras te gaan.

Ze hadden geen idee wat ze daar konden verwachten en raakten verdwaald in de jungle.

Na vijf maanden van ontberingen en ziekte gaven ze hun avontuur op en keerden ze terug naar de beschaving.

O’Neill ging vervolgens als matroos aan boord van een schip naar Buenos Aires.

In 1911 was hij weer in New York, waar hij zich overgaf aan drank en het nachtleven.

In 1912 werd hij gediagnosticeerd met tuberculose en moest hij naar een sanatorium.

Daar kwam hij in contact met de literatuur en begon hij zelf te schrijven.

Hij verhuisde naar Provincetown, waar hij onderdak vond bij een Engelse familie.

Hij schreef daar zijn eerste toneelstukken, vooral eenakters, maar ook langere werken en gedichten.

Hij sloot zich ook aan bij de artistieke en politieke beweging van Greenwich Village in New York, waar hij veel vrienden en invloeden vond.

In 1918 trouwde hij voor de tweede keer, nu met Agnes Boulton, een jonge Engelse schrijfster.

Ze kregen twee kinderen, Shane en Oona.

O’Neill werd steeds succesvoller als toneelschrijver en won vier keer de Pulitzerprijs en in 1936 de Nobelprijs voor Literatuur.

Hij reisde veel met zijn gezin, onder andere naar Bermuda, Europa en het Midden-Oosten.

Hij experimenteerde met verschillende stijlen en thema’s in zijn drama’s, die vaak autobiografisch waren.

In 1929 scheidde hij van Agnes Boulton en trouwde hij voor de derde en laatste keer, met Carlotta Monterey, een voormalige actrice.

Ze vestigden zich eerst in een kasteel bij Tours in Frankrijk, later in San Francisco en New York.

O’Neill schreef in deze periode zijn meest bekende en gewaardeerde werken, zoals The Iceman Cometh, Long Day’s Journey into Night en A Moon for the Misbegotten.

Hij leed echter ook aan de ziekte van Parkinson, die zijn vermogen om te schrijven steeds meer aantastte.

Hij stierf op 27 november 1953, op 65-jarige leeftijd, in Boston (foto Wikipedia)

Vandaag is het precies 60 jaar geleden dat de beroemde Britse schrijver Aldous Huxley overleed.

Hij is vooral bekend om zijn roman Brave New World, waarin hij een toekomstige samenleving schetst die wordt gedomineerd door technologie, consumptie en massamedia.

Huxley werd geboren in een intellectuele familie.

Zijn grootvader, Thomas Henry Huxley (1825-1895), was een vooraanstaand bioloog die samen met Charles Darwin de grondslag legde van de evolutietheorie.

Zijn ouders waren Leonard Huxley en Julia Frances Arnold. Leonard Huxley was ook een schrijver en leraar. Julia Frances Arnold was oprichtster van de gekende meisjesschool Prior’s Field School.

Zijn moeder Julia overleed aan kanker toen hij nog maar 14 jaar oud was.

Op zijn 16de kreeg hij een ooginfectie die hem twee jaar lang blind maakte.

Uiteindelijk moest hij verder leven met één functionerend oog en dat kon ook maar 40% zien.

Op zijn 20ste maakte zijn broer Trevenen een einde aan zijn leven.

Ook in zijn latere jaren kende hij weinig geluk.

Maria Nys, een Vlaamse vrouw, was de eerste echtgenote van Aldous Huxley.

Ze werd door haar ouders naar Groot-Brittannië gestuurd om te ontsnappen aan de dreiging van de Eerste Wereldoorlog.

Ze vond een baan als dienstmeisje in Garsington Manor, waar ze in contact kwam met de Bloomsbury Group, een literaire kring met bekende leden zoals Virginia Woolf en T. S. Eliot.

Zo ontmoette ze ook Aldous Huxley, die haar introduceerde in de wereld van de beroemdheden.

Hij was namelijk bevriend met vele invloedrijke schrijvers en denkers, zoals D.H. Lawrence, Bertrand Russell en George Orwell.

Het koppel kreeg een zoon, Matthew Huxley in 1920.

Maria was ook zijn trouwe assistente die hem hielp met alles wat hij nodig had.

Ze typte zijn boeken uit, begeleidde hem bij verplaatsingen, en onderhield zijn contacten met beroemdheden zoals Chaplin en Strawinsky (die een muziekstuk voor hem heeft geschreven).

De Huxleys mogen dan ook gezien worden als een beroemd echtpaar dat zowel in Europa als in Amerika veel invloed hadden.

Ze waren bevriend met de Belgische koning Albert en koningin Elisabeth en werden zelfs uitgenodigd op het paleis.

Ook in Hollywood waren ze graag geziene gasten.

Maria Huxley organiseerde er glamoureuze feesten waar schrijvers, acteurs, componisten en wetenschappers elkaar ontmoetten en ideeën uitwisselden.

Maar ook Louis B. Mayer, een van de medestichters van de filmstudio van Metro Goldwyn Mayer, was een vriend aan huis bij de Huxleys.

Maria had biseksuele gevoelens en beleefde lesbische avonturen met onder anderen Greta Garbo en Marlene Dietrich.

Maar ook hielp ze haar man met het verleiden van andere vrouwen,

Maria stierf acht jaar voor Huxley aan borstkanker.

Ze zorgde er echter voor dat hij niet alleen achterbleef. Ze regelde een huwelijk en dit de Amerikaanse Laura Archera, die voor hem kon zorgen na haar dood.

Laura Archera was ook schrijfster, producent van documentaires, psychotherapeut en violiste.

Zo speelde ze viool op haar veertiende voor Helena van Montenegro, die toen koningin was van Italië was.

Het koppel kreeg te maken met een brand die al hun bezittingen verwoestte, waaronder zijn literaire werken.

In 1960 werd bij Huxley keelkanker vastgesteld, waardoor hij niet meer kon spreken.

Hij stierf op 22 november 1963 aan kanker, op dezelfde dag als de moord op president John F. Kennedy.(Foto Wikipedia)