Vandaag 45 jaar geleden, Sid Vicious overlijdt in het appartement van een vriendin, in Manhattan 63 Bank St. in New York City aan een overdosis.

Sid Vicious wordt op 10 mei 1957 in Lewisham, een district in Londen geboren als John Simon Ritchie.

Kort na de bevalling eindigde de relatie tussen zijn vader Ritchie en moeder Anne Beverley.

Anne Beverley en de jonge Sid verhuizen voor enkele maanden naar Ibiza.

In 1965 trouwde Anne Beverley met Christopher Beverle.

Ritchie nam de voornaam van zijn vader en de achternaam van de stiefvader en stond bekend als John Beverley.

In 1977 verving Sid Vicious Glen Matlock als bassist in The Sex Pistols en leerde hij zijn vriendin Nancy Spungen kennen. Niet dat Sid enige ervaring had met het bespelen van een instrument.

Tijdens de opnames van de eerste (en enige) plaat ‘Never Mind The Bollocks, Here’s The Sex Pistols’ lag Sid in het ziekenhuis met hepatitis.

Voor concerten leerde hij de melodie van ‘I Don’t Wanna Go Down to the Basement’ van The Ramones en speelde dat tijdens nagenoeg elk liedje.

Nancy kwam uit gegoed Joods-Amerikaans middenklasse milieu en besloot op haar vijftiende om fulltime groupie te worden. Haar drang tot zelfdestructie sloot perfect aan bij die van Sid.

Bowie en Iggy flirten destijds met het ‘live fast, die young’ ideaal. Voor Sid werd het een missie.

In 1978 werd Sid wakker in kamer 100 van het beruchte Chelsea Hotel in New York met een spuit heroïne in zijn arm.

Zijn vriendin Nancy Spungen lag dood op de vloer in de badkamer.

Na een paar nachten in Rikers Island, was Sid weer op vrije voeten.

Zijn kameraden hadden zijn borgsom betaald.

Daarna was het snel klaar. Een gevecht met de broer van Patti Smith in een club en nachten doorhalen met heroïne-gremlins.

Kwatongen beweren dat zijn eigen moeder (die zelf ook worstelde met een heroïneverslaving) hem z’n laatste shot gaf. Sid was 21. Nancy was 20.

Kort na de dood van Sid Vicious beweerde zijn moeder, Anne Beverley, dat Vicious en Spungen een zelfmoordverdrag hadden gesloten en dat de dood van Vicious niet toevallig was.

Beverley beweerde dat nadat Vicious was gecremeerd, ze een handgeschreven notitie vond in de zak van Vicious leren jas.

Op het briefje staat: We hadden een doodspact en ik moet nog mijn deel doen van de afspraak. Begraaf me alsjeblieft naast mijn baby. Begraaf me in mijn leren jasje, jeans en motorlaarzen. Vaarwel

In 1996 vertelde Beverley aan journalist Alan G. Parker dat ze opzettelijk een fatale dosis heroïne aan Vicious had gegeven.

Zodoende hem te begoeden om niet meer naar de gevangenis te moeten gaan.

Anne Beverley stierf in 1996, ook aan een overdosis drugs

Sid Vicious (Joepie van 15 februari 1979)

60 jaar geleden, te gast bij Antwerpenaar Peter De Maerel in New York (deel 2, Panorama 10 december 1963).

In een artikel in februari 1958 in de krant The New York Times lezen we zijn kwaliteiten als gastheer.

De krant schreef toen het volgende: Peter De Maerel etentjes zijn onvergetelijke gelegenheden.

Misschien is zijn geheim tot succes de intelligente manier waarop de heer De Maerel, hier directeur van het Belgisch Bureau voor Toerisme en ambtenaar van de Wereldtentoonstelling in Brussel, de menu’s van zijn geboorteland België aanpast aan de smaken en eetlust van New York City.

Buiten gastheer was hij vooral een kunstkenner en kunstverzamelaar.

Zoals zijn vrienden was hij goed bevriend met René en Georgette Magritte.

Ze brachten op 8 december 1965 een bezoek in New York.

In 1963 beweerde hij dat hij nooit afscheid zou kunnen nemen van zijn kunstverzameling.

Toch verkocht hij zijn schilderij Le prêtre marié (1961) van Magritte in 1975.

Ook het werk The Art of Conversation van Magritte dat hij aankocht bij zijn vriend Harry Torczyner.

Zou hij of zijn famile verkopen in 1993.

Het werk werd in 2021 verkocht aan de prijs van 13 miljoen dollar.

60 jaar geleden, te gast bij Antwerpenaar Peter De Maerel in New York.

Peter De Maerel was een van de belangrijkste figuren in de Belgische culturele diplomatie in de twintigste eeuw.

Hij speelde een cruciale rol in de organisatie en promotie van de wereldtentoonstelling in Brussel in 1958, waar hij als adviseur optrad.

Daarna werd hij directeur van het Belgisch Bureau voor Toerisme in New York, waar hij de schoonheid en diversiteit van zijn land aan het Amerikaanse publiek voorstelde.

Hij werkte ook nauw samen met Sabena, de nationale luchtvaartmaatschappij, om het toerisme naar België te stimuleren.

Peter De Maerel had een passie voor kunst en literatuur, en was bevriend met enkele van de meest vooraanstaande Belgische kunstenaars en schrijvers die in Amerika woonden of werkten.

Hij was een van de oprichters van de American Belgian Art Foundation, samen met Harry Torczyner, een advocaat en kunstcriticus die een indrukwekkende collectie moderne kunst bezat, waaronder werken van Magritte, Chagall, Balthus en Bacon.

Torczyner schreef ook een boek over zijn vriendschap met Magritte, getiteld Magritte/Torczyner letters between friends.

Hij overleed in 1998 in New York.

Een andere goede vriend van Peter De Maerel was Albert Goris, beter bekend onder zijn pseudoniem Marnix Gijsen.

Hij was een schrijver en diplomaat, die tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Amerika vluchtte als vertegenwoordiger van het Belgisch paviljoen op de wereldtentoonstelling van New York in 1939-1940.

Hij bleef daar tot 1964, eerst als directeur, daarna als Belgisch Commissaris voor Informatie.

Hij verzorgde ook elke zaterdagavond een radioprogramma op de BRT, genaamd De Stem uit Amerika.

In 1959 werd hij benoemd tot cultureel attaché en in 1964 tot ambassadeur.

Hij keerde terug naar België in 1964, en woonde in Elsene tot zijn dood in 1984.

De schrijver werd in 1975 door de Belgische koning tot baron benoemd, een erfelijke titel die alleen aan hem toebehoorde.

Zijn wapenschild droeg de spreuk “Qui transtulit, sustinet”: wie verplant is, bloeit toch voort.

Hij had geen nakomelingen uit zijn twee huwelijken, dus met zijn dood eindigde ook zijn adellijke lijn.

Marnix Gijsen onderhield een hechte vriendschap met Marc Galle, een politicus van de SP, die hem weer in contact bracht met Maria Magdalena (‘Leentje’) Bambust, met wie hij vijftien jaar in New York had samengeleefd en met wie hij in 1976 trouwde.

Op zijn sterfbed in 1984 zou Gijsen aan Galle gevraagd hebben om na zijn heengaan voor zijn weduwe te zorgen.

Galle kreeg ook de opdracht om het vermogen en het literaire archief van de overleden schrijver als een goede rentmeester te beheren.

In 2000 spande de familie van Leentje Bambust een rechtszaak aan tegen Galle wegens misbruik van vertrouwen en verduistering van 2,5 miljoen euro en twee schilderijen van René Magritte.

De strafzaak werd echter stopgezet door het overlijden van Galle in maart 2007.

Marnix Gijsen stierf op 29 september 1984 op 84-jarige leeftijd in een ziekenhuis in Leuven.

Hij werd begraven op het Schoonselhof in Antwerpen.

40 jaar geleden, lp bespreking The Concert In Central Park van Simon & Garfunkel (Joepie 14 maart 1982)

Het concert is door 400.000 fans bijgewoond. De opbrengst van t-shirts, buttons e.d. gaat naar de plantsoenendienst van de bijna failliete stad New York.

Daarom vraagt het duo aan burgemeester Edward Koch om hen voor aanvang aan te kondigen.

Het is voor het eerst in elf jaar dat Paul Simon en Art Garfunkel weer samen op een podium staan.

De dubbel-LP met de registratie van dit optreden komt op 13 maart 1982 binnen in de albumlijst van Billboard. The Concert In Central Park bereikt de zesde plaats.

40 jaar geleden, lp bespreking The Concert In Central Park van Simon & Garfunkel (Joepie 14 maart 1982)

40 jaar geleden, Patrick Juvet sliep in de lift in New York (Joepie 1 juni 1980)

In 1972 had hij een grote hit in Frankrijk met La Musica. Een jaar later vertegenwoordigde hij Zwitserland op het Eurovisiesongfestival 1973 met het lied Je vais me marier, Marie. Hij werd twaalfde en had er een hit mee in Frankrijk.

Met zijn volgende single Sonia gooide hij nog hogere ogen. Ook zijn albums konden op succes rekenen.

Eind jaren 70 scoorde hij hits met Got A Feeling, I Love America (1978) en Lady Night (1979).

Daarna werd het stil rond de zanger en hij trok zich terug uit de showbizz. In de jaren 90 trad hij nog weleens op en bracht hij een compilatiealbum uit. (Diverse bronnen en Wikipedia)

Patrick Juvet sliep in de lift in New York (Joepie 1 juni 1980)
Patrick Juvet sliep in de lift in New York (Joepie 1 juni 1980)

60 jaar geleden, op bezoek bij New York’s kerkhof Der Verlatenen op het Hart Island (november 1959)

Sinds het einde van de negentiende eeuw begraaft New York zijn arme en anonieme doden op Hart Island.

Het is een morzel grond van 50 hectare – zo’n 80 voetbalvelden groot – tussen The Bronx en Long Island.

Het is de finale rustplaats voor wel één miljoen zielen: slachtoffers van de gele koorts, aidsdoden uit de jaren 80 van de vorige eeuw, drugverslaafden uit de jaren 60, zwervers, illegalen, armen en doodgeboren baby’s.

Het is letterlijk een soort onderwereld, een godverlaten plek die alleen met een onregelmatig varende ferry bereikbaar is.

Al die verzamelde lichamen in de grond, er komen er altijd maar nieuwe bij. Verdriet dat zich al anderhalve eeuw opstapel.

De doden op het eiland worden begraven door ongevaarlijke gedetineerden van Rikers Island.

50 dollarcent per uur krijgen ze betaald en ze graven verschillende grote putten voor zo’n 1.500 lijken per jaar.

De dennenhouten kisten worden in massagraven gedumpt.

Eén grafkruis voor 150 lijken: rijen van twee kisten breed, telkens drie kisten op mekaar gestapeld, zo’n drie tot vier meter diep in de grond.

Vier keer per week komen de gevangenen de verse lijken uit verschillende mortuaria ter aarde bestellen.

Het lijkt een grimmig tafereel uit een Victoriaanse roman van Charles Dickens.Tot voor kort mocht amper iemand het eiland bezoeken.

New York schermt het gebied af en heeft het beheer ervan in handen gegeven van het gevangeniswezen.

Het is een Potter’s Field, een armenbegraafplaats.Op de zijkant van elke kist staat een nummer en de naam (als die al bekend is). 

Soms zijn er enkel lichaamsdelen.

Doodgeboren of te vroeg geboren baby’s worden begraven in een put met duizend kistjes.

Soms duurt het meer dan een jaar voor die put helemaal tot de rand is gevuld en kan worden afgedekt.

De doden op het eiland worden begraven door ongevaarlijke gedetineerden van Rikers Island.

50 dollarcent per uur krijgen ze betaald en ze graven verschillende grote putten voor zo’n 1.500 lijken per jaar.

De dennenhouten kisten worden in massagraven gedumpt.Eén grafkruis voor 150 lijken: rijen van twee kisten breed, telkens drie kisten op mekaar gestapeld, zo’n drie tot vier meter diep in de grond.

Vier keer per week komen de gevangenen de verse lijken uit verschillende mortuaria ter aarde bestellen.

Het lijkt een grimmig tafereel uit een Victoriaanse roman van Charles Dickens.Tot voor kort mocht amper iemand het eiland bezoeken.

New York schermt het gebied af en heeft het beheer ervan in handen gegeven van het gevangeniswezen.

Het is een Potter’s Field, een armenbegraafplaats.

Op de zijkant van elke kist staat een nummer en de naam (als die al bekend is).  Soms zijn er enkel lichaamsdelen.

Doodgeboren of te vroeg geboren baby’s worden begraven in een put met duizend kistjes.

Soms duurt het meer dan een jaar voor die put helemaal tot de rand is gevuld en kan worden afgedekt.

Het is een vreemd gevoel om zomaar rond te kuieren op Hart Island.

De meesten van ons slagen er vrij makkelijk in om zwervers en armen te negeren als ze nog leven.Als ze dood zijn, is dat nog makkelijker.

Nee, New York gaat niet zo respectvol om met mensen die het niet hebben gemaakt in deze stad waar je verzuipt als je het niet maakt.

Zonder succes en triomf eindig je in de hoofdstad van de wereld onherroepelijk op Hart Island.

De lichamen worden niet gecremeerd zoals in vele andere Amerikaanse steden. Je weet nooit dat ze lichamelijke resten moeten opgraven voor één of ander gerechtelijk onderzoek.

Soms laat een godsdienst het verassen van een lijk ook niet toe.

Hart Island heeft een lange geschiedenis. Er was ooit een gevangenis gevestigd, een ziekenhuis voor tbc-lijders, een gekkenhuis, een armentehuis, en een ontwenningscentrum voor drugverslaafden.

Ik zag er tijdens mijn bezoek zelfs verlaten raketsilo’s uit de Koude Oorlog. Allemaal ruïnes uit een verdampte tijd.

Soms spoelen er schedels aan op de oever, of stukken sleutelbeen, of dijbeenderen. Door weer, wind en erosie vermolmen de goedkope houten kisten in de zompige grond van de massagraven en spoelen ze het eiland af, om vervolgens weer aan te spoelen.

Een beetje luguber noemen ze het strand van Hart Island wel een keer Bones Beach.Hart Island is geen ordelijk kerkhof, met mooi geplaveide paadjes, sierlijke zerken of getrimde gazonnetjes.

Slechts hier en daar zie je een paar bleekgekleurde, melancholische scheve kruisen in het moerassige gras.(Diverse bronnen, Björn Soenens, Wikipedia en Foto’s november 1959)

John Lennon monument onthuld in New York (Joepie 16 april 1984)

Strawberry Fields is een 10.000 m² groot deel van Central Park in New York, opgedragen aan John Lennon. Het gebied is vernoemd naar het Lennon-McCartney-lied Strawberry Fields Forever.

De gedenkplaats in Central Park is ontworpen door Bruce Kelly, hoofd landschapsarchitect voor de Central Park Conservancy.

Het park Strawberry Fields is een jaar later onthuld op de dag dat Lennon 45 zou worden, 9 oktober 1985, door zijn weduwe Yoko Ono.